herkennen, en toepassen van machine learning technieken. Dit betekent niet dat informatiebeheerders en archivarissen zelf kostbare inspanningen moeten doen voor implementaties van deze nieuwste technologieën. Wel is het voor hen van belang, via metadatering, zo goed mogelijk aan te sluiten bij de nieuwste praktijken van zoekplatformen op het Web. Daarbij is het volgen van de gebruiker belangrijker dan het volgen van de technologie. Hoe zoeken burgers, journalisten, wetenschap pers, ondernemers naar overheidsinformatie? Hoe maak je openbare archiefbeschei den optimaal vindbaar via het Web, als de stukken zelf niet op het Web beschikbaar zijn voor indexeer-machines? Zijn inventarissen wel de meest geschikte toegangen? Vragen zoals deze zijn van toenemend belang nu het Web de de-facto zoekomgeving van gebruikers is. Een andere vorm van metadateren die zo goed als niet in de erfgoed-sector toegepast wordt maar wel erg significant is, betreft het registreren van het gebruik. Immers, erfgoed is wat mensen hebben gelezen, gezien en beluisterd, en hoe zij die ervaringen weer hebben verwerkt in hun eigen werk en geschriften. Erfgoed gaat niet om gedachten die nooit werden gedeeld, woorden die nooit werden gelezen of muziek noten die nooit werden beluisterd. De gebruiker bepaalt de mate van gebruik en hergebruik en tijdens dat proces waardeert hij een informatiebron op zijn cultureel- historische of wetenschappelijke waarde. Dit hele proces van waardering en selectie - welke bits gebruikt zijn en welke nooit - is relatief makkelijk vast te leggen in de digitale ruimte. In deze bijdrage pleiten we voor bewaring van alle digitale overheids archieven, maar als vernietiging op den duur nodig zou zijn, dan zouden de verzamelde gebruiksgegevens een objectieve indicatie zijn van wat erfgoed is en wat niet - en dus wat onderdeel is van het geheugen van Nederland. 5.2. Raadpleegbaar Overheidsinformatie is niet zo maar toegankelijk. Niet onder het Wob-regime en ook niet onder de Archiefwet. De overheid bepaalt tot welke stukken burgers wel en geen toegang krijgen. Het criterium openbaarheid staat hierbij centraal en zowel de Wob als de Archiefwet hanteren uitzonderingsgronden voor openbaarheid, zoals privacybescherming of staatsveiligheid. Naast openbaarheid, zijn de selectiecriteria van te bewaren of te vernietigen stukken sterk bepalend voor de toegang. Zij zorgen er immers voor dat het leeuwendeel van de overheidsinformatie niet meer beschik baar is. Alles wat niet geschikt bevonden is voor lange-termijn bewaring en dus vernietigd wordt, is niet meer toegankelijk. In de visiedocumenten en actieplannen voor een open overheid wordt vernietiging niet beschouwd als een vorm van toe gangsbeperking tot overheidsinformatie. Toch vindt er in de twintig jaren tussen de productie van overheidsinformatie en openbaarmaking volgens de Archiefwet 1995, een proces van scherpe selectie plaats, met als gevolg dat slechts enkele procenten van de aanvankelijke documenten uiteindelijk in de openbare archieven terecht komen. Dit proces is voortdurend onderhevig aan kritiek en dat is niet verwonder lijk.17 Het is namelijk onmogelijk in de toekomst te kijken en te anticiperen op toe komstige gebruikersbehoeften. Elke selectie is een keuze. Hoe goed de informatiemanagers van de overheid ook hun best doen, de keuzes en belangenafwegingen die ze maken zullen achteraf altijd subjectief overkomen. Hoe meer vernietiging plaatsvindt, hoe minder documenten en gegevensbestanden er over blijven die antwoorden bevatten op vragen van gebrui- kers. Denk aan de vraag van Big History, een trend om geschiedenis te modelleren op basis van alle gebeurtenissen in het menselijk verleden en waarmee de geschied beoefening aan wetenschappelijke relevantie hoopt te winnen.18 Tot nu toe heeft de geschiedschrijving genoegen genomen met de zeer beperkte, vooraf geselecteerde, overheidsarchieven. Nu digitale bronnen op grote schaal bewaard kunnen worden, krijgt Big History de mogelijkheid zich te ontwikkelen en het verleden te herschep pen in een wetenschappelijke virtuele omgeving. Of denk aan de vraag van burgers die onderzoek willen doen naar overheidsmaatregelen die impact hebben gehad op hun leven of dat van hun naasten, zoals oud Defensie-medewerkers die vermoeden ziek te zijn geworden van de chroomhoudende verf (chroom-6) waar ze in de periode 1980-2000 mee gewerkt hebben. Vernietiging werkt transparantie niet in de hand en tast het vertrouwen in de overheid aan. Maar openheid brengt ook risico's met zich mee: denk aan burgers die verhaal willen halen bij de overheid en aanklachten indienen op basis van bewijsmateriaal uit de openbare archieven. In een informatie maatschappij waar de burger steeds mondiger wordt, worstelt de overheid met transparantie en neemt risicoanalyse een steeds grotere plaats in in de waardering en openbaarmaking van overheidsinformatie. Uit de brochure van het Nationaal Archief Open tenzijKaders en processen voor de overbrenging en openbaarmaking van papieren rijksarchieven uit juni 2016 blijkt dat ook na 20 jaar, openbaarmaking een ingewikkeld en tijdrovend proces is.19 Bovendien worden de beperkingen op openbaarheid strenger in het digitale domein - zo waarschuwde algemene rijksarchivaris Marens Engelhard tijdens het symposium Actieve Openbaarheid: een Open Aanpak op 29 januari 2015: 'Bij het Nationaal Archief rusten nu al beperkingen op een derde van alle dossiers en de beperkingen nemen toe. Door de snelle, goedkope, exacte en wereldwijde verspreiding van digitale informatie worden al deze (beperkings-)gronden steeds pregnanter. Iets dat vroeger nog wel eens per ongeluk op een studiezaal belandde (en dan weer in het depot verdween), is nu direct voor iedereen en tot in de eeuwigheid (of zeer verre toekomst) beschikbaar. Het Nationaal Archief moet dus steeds strenger worden. Niet fijn voor onderzoekers'.20 De risico's van openbaarmaking van digitale archie ven worden blijkbaar zodanig groot geacht dat men risicomijdende maatregelen gaat institutionaliseren, ook al druisen deze in tegen de geest van de Archiefwet en de ambities voor een open overheid. Hieruit blijkt ook dat openbaarheid niet een digi taal kenmerk is. De formulering 'open tenzij' geeft het al aan: er zijn allerlei uitzonderingen mogelijk: veel gevallen zijn situatiegebonden, tijdsafhankelijk en onderworpen aan menselijke beoordeling - met andere woorden veel gevallen kunnen niet geautomatiseerd getoetst worden. De Wob en voorstellen voor meer actieve openbaarmaking, zoals de (initiatief)wet Open Overheid (Woo 2014), kampen met hetzelfde probleem. Daar komt nog de vraag bij hoe om te gaan met 95 theorie 94 titia en bram van der werf papieren tijgers in de digitale jungle: over het bewaren van overheidsinformatie 17 'Overheden beantwoorden de fundamentele vragen naar wat we (moeten) bewaren en waarom te vaak plichtmatig en slecht onderbouwd. Selectielijsten geven in veel gevallen te weinig inzicht in de waarde van overheidsinformatie voor nu en later en zijn soms met onvoldoende zorgvuldigheid en deskundigheid voor bereid', https://www.cultuur.nl/upload/documents/adviezen/Verzameladvies_3.pdf. 18 'De belofte van het antwoord op alle vragen', https://www.nrc.nl/nieuws/2016/03/26/de-belofte-van-het- antwoord-op-alle-vragen-1601671-a560065. 19 http://www.nationaalarchief.nl/sites/default/files/docs/nieuws/na_webbrochure_open_tenzij_2016.pdf [zie ook https://www.nationaalarchief.nl/sites/default/files/field-file/open_tenzij_december_2015.pdf (geraadpleegd 3 april 2018) - ed.]. 20 http://www.nationaalarchief.nl/sites/default/files/docs/20150416lezing_marensengelhard_archiefatelier- actieveopenbaarheid_rijkshuisstijl.pdf [zie ook https://www.youtube.com/watch?v=vJL5uEpG2LU (geraad pleegd 3 april 2018) - ed.].

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Jaarboeken Stichting Archiefpublicaties | 2018 | | pagina 49