de bankadviseur, etcetera. Op het werk, van hetzelfde laken een pak. We moeten
steeds meer ingewikkelde online formulieren en aanvragen invullen voor toestem
mingen, kostendeclaraties en urenregistratie. We zijn secretaresse, personeelsfuncti
onaris, marketingmedewerker, helpende hand bij reprodiensten, alles in één. Ook
ons privéleven is er niet rustiger op geworden. Terwijl we gezellig uit eten zijn met de
familie, controleren we snel even, tussen de amuses door, wat onze vrienden op
Facebook aan het doen zijn. We zijn continu met ons mobieltje in de weer om te
communiceren en informatie in ons op te nemen tijdens heel andere bezigheden:
fietsen, de hond uitlaten, de kinderen in de zandbak laten spelen, een muziekfestival
bezoeken. Earl Miller, een neurowetenschapper aan het Massachusetts Institute of
Technology (MIT) en één van 's werelds experts op het gebied van verdeelde aan
dacht, zegt dat onze hersenen niet geschikt zijn voor multitasken. Het is in feite snel
schakelen van de ene naar de andere taak, een cognitieve inspanning die vermoeiend
en niet efficiënt is. Waarom doen we het dan toch zo graag? Volgens de neuroweten-
schap, heeft het te maken met chemische reacties in ons brein, die ervoor zorgen dat
multitasken verslavend werkt door de verhoogde productie van de stresshormonen
cortisol en adrenaline. Het effect is echter dat we onze focus verliezen en continu op
zoek gaan naar externe stimuli die mogelijk iets nieuws onder onze aandacht
brengen. En dan te bedenken dat de informatiemaatschappij een steeds groter
beroep doet op onze meningsvorming en beslissingsvaardigheid. In de politiek,
bijvoorbeeld, worden wij als goed geïnformeerde burgers steeds meer rechtstreeks
betrokken in bestuurlijke aangelegenheden. Denk aan referenda, lokale inspraak
organen, gemeentelijke hoorzittingen, de vele opiniepeilingen en interviews met
burgers op straat. Maar hoeveel tijd trekken we er nog voor uit om daar lang bij stil te
staan? Volgens de neurowetenschap steeds minder, omdat we informatiejunks
geworden zijn.
De kop van het zojuist genoemde artikel in The Guardian 'Why the modern world is
bad for your brain', suggereert dat de auteur, Daniel L. Levitin, hierover een negatief
oordeel heeft. Voor wie de moeite neemt om zijn boek te lezen, getiteld The organized
mind: thinking straight in the age of information overload, wordt al snel duidelijk dat
hij een hele andere boodschap heeft. Hij legt uit hoe nieuwe inzichten in de evolutie
van de hersenen kunnen helpen onszelf aan te passen aan een samenleving die
steeds rijker aan informatie wordt.
We beseffen nauwelijks dat onze manier van denken en wijze van besluitvorming het
resultaat zijn van tienduizenden jaren leven als jager-verzamelaars, waarin we in
staat zijn gebleken om tekortkomingen van ons geheugen te compenseren door het
te externaliseren. Bijvoorbeeld door het bewaren van informatie op grotwanden,
kleitabletten en later op papyrus en perkament. Nog later, ontwikkelde de mens
andere verlengstukken van zijn geheugen, zoals kalenders, horloges, cartotheken,
bibliotheken, computers en smartphones.
De opkomst van externe geheugens betekent geen geheugenverlies, maar is een posi
tieve ontwikkeling omdat de hersens zich daardoor op andere zaken kunnen focus
sen.
Het boek van Levitin zit vol met praktische tips en trucs voor de omgang met de
groeiende hoeveelheid informatie en beslissingsmomenten in ons digitale leven.
We herinneren ons bijvoorbeeld beter waar spullen (of informatie) te vinden zijn als
we deze bewust op een vaste plek bewaren: de huissleutel in een bakje bij de voordeur,
bestek in de keukenla, enzovoorts. Locatie-geheugen zit diep ingeprent in ons brein,
want het stamt uit de periode dat we jager-verzamelaar waren. Daarom worden we
ook steeds beter in het onthouden waar informatie is te vinden op het Web. Uit
onderzoek blijkt dat we snel gewend zijn geraakt om Internet te vertrouwen als het
gaat om kennisverwerving.9 Het Internet fungeert steeds meer als een verlengstuk
van ons geheugen, een extern hulpstuk om bepaalde gevonden informatie op een
later tijdstip weer op te halen. Dit bevrijdt ons geheugen van het zelf, tijdelijk,
moeten opslaan van die informatie. De slotsom van wat de neurowetenschappen
ons leren, is dat technologie steeds meer geavanceerde geheugenfuncties van het
menselijke brein overneemt, waardoor de mens in een steeds complexer wordende
informatieomgeving kan opereren. Informatieovervloed is dan geen bedreiging,
maar onderdeel van een onomkeerbaar proces in de menselijke evolutie.
In zijn boek The Information Diet: a Case for Conscious Consumption uit 2012, maakt
Clay A. Johnson een vergelijking tussen de industrialisatie van voedsel en die van
informatie. Hij betoogt dat het, net als met voedsel, van belang is op een gezonde
manier met informatie om te gaan. Zoals teveel junkfood kan leiden tot zwaarlijvig
heid, kan teveel junk-informatie leiden tot infobesitas. Volgens een recente enquête
van het Pew Research Center (december 2016) ervaart de grote meerderheid van de
Amerikanen informatie-overvloed niet als een probleem. Ze voelen zich op hun
gemak met hun dagelijkse informatie interacties. Ze zeggen dat het bezit van goed
gereedschap (smartphone, laptop, enzovoorts) essentieel is om de informatiestro
men onder de knie te krijgen. Degenen die minder technologie tot hun beschikking
hebben en armer zijn, minder goed opgeleid en ouder zijn, zijn meer geneigd om last
te hebben van informatieovervloed.10
4. Alles bewaren is een optie
Big Data zijn het gevolg van technologische vooruitgang in het vastleggen en opslaan
van gegevens. Niet andersom. De gegevens waren er niet eerder dan de technologie
om ze te verzamelen en te bewaren. Reeds in 1980 stelde computer wetenschapper
I.A. Tjomsland in zijn lezing getiteld 'Where Do We Go From Here?' over de massale
opslag van data, dat het veiliger is om in onbruik geraakte gegevens te bewaren dan
het risico te lopen waardevolle gegevens te vernietigen.11 Dit bewaren gebeurt dan
ook op grote schaal. Niet alleen worden gegevens niet vernietigd, ze worden ook nog
eens vele malen vermenigvuldigd. Denk aan bestanden die we naar onze collega's of
vrienden toesturen en die vervolgens, bij ieder van hen, in hun persoonlijke mappen
belanden; of bestanden die voor back-up, compliance en disaster-recovery op ver
schillende locaties gekopieerd worden.
Opslag is geen onoverkomelijk knelpunt meer. Het is opschaalbaar, uitschaalbaar en
betaalbaar. De storage management industrie is volwassen geworden. Begin deze
eeuw begon elk artikel over opslag nog met een opsomming van uitdagingen waar
IT-beheerders en de storage-industrie voor stonden. Dat is nu niet meer zo. De ont
wikkeling van opslagtechnologieën gaat gestaag door en nieuwe opslagdiensten
zoals cloud storage en remote data back-up services, laten een toenemende speciali
satie zien.
89
theorie
88
titia en bram van der werf papieren tijgers in de digitale jungle:
over het bewaren van overheidsinformatie
9 K.K. Loh en R. Kanhai, 'How has the Internet reshaped Human Cognition?', The Neuroscientist 22:1 (2016)
5.
10 J.B. Horrigan, Information Overload (2016), http://www.pewinternet.org/2016/12/07/worries-about-
information-overload-are-not-widespread/.
11 Lecture at the Fourth IEEE. Symposium on Mass Storage Systems (1980).