charles jeurgens waarderen en selecteren van overheidsarchieven onder druk: naar een pragmatisch selectiemodel? new levels, where heartbeats and expiring milk acquire a place as archive-worthy data. In fact, through the monumental task of archiving everything, the archive becomes more akin to a disorderly waste site, which then requires processes of com putation to make sense of the welter of material and data'.40 Ook mediatheoreticus Wolfgang Ernst voorziet soortgelijke ontwikkelingen, omdat het elektronische archief 'no longer emphatically differentiates between memory and waste. There is no technical distinction between sense and nonsense, syntax and semantics'.41 Volgens Ernst zijn archieven en musea hun ooit zo belangrijke institutionele functie om het cultureel geheugen levend te houden, inmiddels volledig kwijtgeraakt. Deze instituties, zo betoogt hij, hebben hun genealogische einde bereikt.42 Dit 'genea logische einde' wordt nog eens verder in de hand gewerkt doordat het geloof en ver trouwen in neutraliteit en onafhankelijkheid van instituties in het algemeen wordt ondermijnd. Francis Fukuyama bestempelt het als de 'emergence of a post-fact world' en waarschuwt voor de ernstige implicaties voor de democratische maatschappelijke orde: '[t]he belief in the corruptibility of all institutions leads to a dead end of universal distrust. [,..][D]emocracy, will not survive a lack of belief in the possibility of impartial institutions; instead, partisan political combat will come to pervade every aspect of life'.43 Het Nederlandse schrijversduo Bram en Titia van der Werf publiceerde onlangs een essay waarin ze bespreken wat deze data-overvloed betekent voor een zinvol erfgoed perspectief. Zij betogen dat de urgentie om in de digitale overvloed van vandaag onderscheid te kunnen maken tussen het betekenisvolle en betekenisloze groot is. Maar ze constateren ook dat de oude selectiemechanismen uit de analoge wereld niet langer voldoen. Er is eenvoudigweg teveel 'trash out there, a lot of duplicate bits and a lot of bits nobody will ever care about anymore. We need filters to massively de-select the irrelevant, redundant, meaningless bits and bit hoovers to clean them up'.44 5. Operationeel overheidsperspectief In dit sterk veranderende speelveld opereert het archiefwezen. De vraagstukken waarmee het te maken heeft, zijn ondanks de heterogeniteit ervan, allemaal terug te voeren op de veranderende informatiewerkelijkheid als gevolg van de computational turnEr worden zoveel data gevormd dat de vraag zich opdringt wat archiefselectie in die context betekent. Ik wil me hier vooral richten op het selectiebeleid en selectie instrumentarium dat de Nederlandse overheid voor zichzelf heeft ontwikkeld. Het Nederlandse juridisch-archivistische model dat betrekking heeft op de informatie huishouding van de overheid wordt gekarakteriseerd door een binaire structuur: archiefbescheiden wacht een definitieve lotsbestemming waarbij de keuze gemaakt kan worden tussen V(ernietigen) of B(ewaren). De expliciete verplichting voor over heidsorganen om de als vernietigbaar aangemerkte stukken ook daadwerkelijk te vernietigen werd in de Memorie van Toelichting op de Archiefwet 1995 als volgt gemotiveerd:' [d]oor archieven zo spoedig mogelijk te ontdoen van niet meer relevante stukken nemen de toegankelijkheid en beschikbaarheid toe en dalen de beheerskosten'.45 Het model is gebaseerd op de premisse dat overheidsorganen weten welke archief bescheiden zij genereren dan wel ontvangen. Dit is in de Archiefwet 1995 vastgelegd in het artikel dat overheidsorganen verplicht de onder hen berustende archief bescheiden in goede, geordende en toegankelijke staat te brengen en te bewaren. Alleen door in control te zijn op de archiefbescheiden kan die absolute scheiding tussen bewaren en vernietigen worden gemaakt. De selectielijst is het instrument waarmee dit binaire model wordt geoperationaliseerd. Archiefbescheiden die aange merkt worden als te vernietigen, mogen dus niet meer bestaan nadat de bewaar termijn is verstreken. De selectielijst kent een lange geschiedenis. Al in de negentiende eeuw stelden sommige overheidsorganen lijsten op van typen documenten die afgedankt en als scheurpapier verkocht konden worden omdat ze niet langer van nut waren voor de administratie. Vernietiging van archiefbescheiden van overheidsorganen werd echter pas bij Koninklijk Besluit van 7 oktober 1919 formeel geregeld, aanvankelijk alleen voor provinciale, gemeentelijke en waterschapsorganen maar na een aanpas sing van het besluit in 1929 ook voor de rijksadministratie.46 De vernietigingslijst (na invoering van de Archiefwet 1995 selectielijst geheten) werd het wettelijke instrument waarmee overheidsorganen hun archieven voortaan konden selecteren. De vernietigingslijst (en hetzelfde geldt voor de latere selectielijst) was in feite het resultaat van de belangenafweging van betrokkenen om bepaalde categorieën archiefbescheiden na verloop van tijd te vernietigen, dan wel te besluiten ze blijvend te bewaren en als gevolg daarvan naar een archiefbewaarplaats over te brengen. De afweging werd lange tijd gemaakt in het driehoeksoverleg, dat met de wijziging van het Archiefbesluit in 2013 is vervangen door het zogeheten strategisch informatie- overleg.47 Het inhoudelijke debat dat in de afgelopen decennia is gevoerd over waardering en selectie van archiefbescheiden was vooral een methodische discussie waarbij het erom ging overeenstemming te krijgen over de vraag welk type informatie te behou den en welke gegevens vernietigbaar waren. In die context werd het debat gevoerd over de selectiedoelstelling, de criteria waarmee die doelstelling kan worden geopera tionaliseerd en de methodiek om de relevante archiefbescheiden te kunnen identifi ceren. De rijk gevulde boekenkast met internationale wetenschappelijke literatuur over waardering en selectie van archieven is voor het overgrote deel gericht op deze inhoudelijke en methodische vraagstukken. Dit doorgaande debat wordt gevoerd op het snijvlak van professionele deskundigheid en maatschappelijke relevantie. De uit komsten zijn immers bepalend voor de vraag welke archiefbescheiden aan volgende generaties worden doorgegeven en welke na verloop van tijd niet meer bestaan. theorie 40 J. Gabrys, Digital Rubbish: A natural history of electronics (Ann Arbor 2011) 120. 41 W. Ernst, 'Agencies of Cultural Feedback: the infrastructure of memory' in: B. Neville and J. Villeneuve (eds.), Waste-Site Stories. The recycling of Memory (Albany 2002) 117. 42 Ibidem, 117. 43 F. Fukuyama, 'The emergence of a postfact world' (30 december 2016), http://www.livemint.com/ Opinion/93hZcSFMVKtz4y5cTylOxI/Francis-Fukuyama—The-emergence-of-a-postfact-world.html. 44 T. van der Werf en B. van der Werf, 'The paradox of selection in the digital age' (2014), http://library.ifla. org/1042/1/138-vanderwerf-en.pdf 10. 44 45 Memorie van Toelichting op de Archiefwet 1995, Tweede Kamer, 1992/1993, 22866:3, 6. 46 Over de geschiedenis van waardering en selectie zie onder meer: N. Schreuder, 'Historisch of Administratief? De selectie van archieven gewogen' in P. Brood e.a. (eds.), Selectie. Waardering, selectie en acquisitie van archieven (Den Haag 2005) 108-129. In hetzelfde S@P-jaarboek het uitstekende artikel van A. Jonker, 'De kunst van het we laten' 36-5 5; C. Jeurgens, 'De selectielijst en het historisch motief in de waardering en selectie van archieven' in: E. Put en C. Vancoppenolle, Archiefambacht tussen geschiedenisbedrijf en erfgoed winkel. Een balans bij het afscheid van vijf rijksarchivarissen (Brussel 2013) 207-226. 47 Zie hiervoor onder meer B. Hoomans en G. Zwagerman, Handreiking Strategisch Informatieoverleg Decentrale Overheden (2015). 45

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Jaarboeken Stichting Archiefpublicaties | 2018 | | pagina 24