Maar wie bepaalt eigenlijk wat er in het archief wordt opgenomen? Vanuit welk perspectief worden gegevens vastgelegd en verzameld en wie bepaalt op welke gronden wat voor de eeuwigheid bewaard moet blijven van hetgeen in een archief wordt vastgelegd? Deze vragen zijn in de afgelopen decennia steeds vaker gesteld in het (postmoderne) debat over selectie en acquisitie van archieven. Selectie is immers geen neutrale bezigheid, of, zoals Verne Harris stelt: 'The appraiser is not simply identifying records with archival value; s(he) is creating archival value'.19 De mythe van de professionele neutraliteit van de archivaris verdoezelt de macht die de archi varis in werkelijkheid uitoefent bij het vormen van het maatschappelijk geheugen. Die macht is niet beperkt tot alleen het bepalen wat door de archiefinstellingen bewaard blijft of wat vernietigd wordt, maar ook hoe iets vindbaar wordt gemaakt bijvoorbeeld via inventarissen, aan de hand van toegevoegde metadata of het bieden van andere vormen van toegang.20 Bewustwording van deze factoren heeft het denken over archieven in het algemeen en over mechanismen van collectievorming (waardering, selectie) in het bijzonder aangescherpt. Het heeft tot een kritische benadering geleid ten aanzien van de manier waarop archieven en andere erfgoed instellingen hun collecties vormen en presenteren. Deze bewustwording betekende volgens de Britse archiefwetenschapper Andrew Flinn 'a decline in the acceptance of the right of heritage institutions to tell histories especially when those histories have persistently under-represented or misrepresented many groups within society' en dit heeft geresulteerd, in 'a fundamental questioning of the basis on which archives, museums, historians and other practitioners of public history operate'.21 Het heeft ook gezorgd voor een groeiende belangstelling van het geïnstitutionaliseerde archief wezen voor het documenteren van groepen die ondervertegenwoordigd zijn in de archiefcollecties. Allerlei initiatieven zijn gelanceerd, variërend van participatief verzamelen tot het faciliteren van het persoonlijke archiveren door bijvoorbeeld digitale 'archiefruimte' beschikbaar te stellen.22 Het zijn vormen van giving voice to the voiceless, maar is welbeschouwd nog steeds gebaseerd op ongelijke machtsverhou dingen.23 Giving voice to the voiceless is immers voorbehouden aan degene die de macht heeft om die gunst te verlenen. Dat waren tot voor kort veelal de instituties die, zoals Laurajane Smith het noemt, zelf het resultaat zijn van een 'authorized heritage discourse' en daarmee opereren in codes en praktijken die ontsproten zijn aan de 19e-eeuwse culturele waarden van nationalisme, patriotisme, klassenbewust zijn en sociale en esthetische maatstaven.24 Er is in dit opzicht veel aan het veranderen. De macht van de traditionele instituties brokkelt af, omdat er steeds meer initiatieven zijn waarbij gemeenschappen hun eigen archieven kunnen vormen en beheren. Dat soort initiatieven waren er in het verleden natuurlijk ook, maar sinds Internet het mogelijk maakt dat communities geen fysieke plek meer nodig hebben om zich te organiseren, zich te laten zien of horen en informatie te delen, zijn 'new voices and groups' veel makkelijker in staat het heft in eigen hand te nemen.25 Internet faciliteert niet alleen bestaande commu nities, het leidt ook tot verregaande versplintering. Ieder individu kan zichzelf via blogs, sociale media etc. op eenvoudige wijze profileren en zijn of haar denkbeelden, eigen waarheden en ideeën aan de wereld kenbaar maken. Het effect is een gigan tisch datamoeras waar het lastig navigeren is. Charles Leadbeater, die in zijn boek We-think de wereld van massacreativiteit en massaparticipatie verkent, typeert het als '[t]here is more "I think.." than ever. That makes the web rich but messy'.26 Het lijkt erop dat de ultieme postmoderne gedachte waarbij ieder individu ogenschijnlijk op gelijke wijze, zijn of haar eigen licht kan laten schijnen over ieder denkbaar onderwerp, werkelijkheid is geworden. 3. Groeiend ongemak Toch is er ook sprake van een groeiende weerstand tegen de overtrokken post moderne ontkenning van waarheid. In haar veelgeprezen boek Macht en Onmacht. Een verkenning van de hedendaagse aanslag op de Verlichting ontleedt de Vlaamse filosoof Tinneke Beeckman op deskundige wijze de dominante postmoderne denk wijze van vandaag en legt in navolging van Bruno Latour een verband tussen de post moderne methode en het denken in samenzweringstheorieën die allebei gericht zijn op ontmaskeren.27 Beeckman zet zich af tegen de doorgeschoten 'ontmaskerende radicaliteit' van de postmodernen die, als het erop aankomt, zelfkritiek en zelf reflectie ontberen.28 Beeckman legt een interessante relatie tussen het voortwoekerende postmoderne denken en de hedendaagse informatie-overvloed. De exponentiële toename aan informatie heeft geleid tot wat ze de informatie-paradox noemt. Gewoonlijk zorgt meer informatie voor een beter debat en scherpere ideeën,29 maar de overvloed aan gegevens, zonder de middelen en de kennis om die door te nemen 'lijkt op een wandeling door een dichtbegroeid woud zonder een kompas', waar samenzwerings complotten zich juist makkelijk kunnen nestelen zonder dat ze worden opgemerkt of ontmaskerd.30 Dit werd bijvoorbeeld heel manifest tijdens de Amerikaanse presidentsverkiezingen in 2016, toen bleek dat allerlei nepberichten die op sociale media en andere websites circuleerden van invloed waren op de verkiezingen. Mark Zuckerberg, CEO van Facebook, voelde zich genoodzaakt in een blog uiteen te zetten wat Facebook voornemens was te doen om te voorkomen dat allerlei misinformatie theorie 19 V. Harris, 'The archival sliver', 84. 20 R.C. Jimerson, Archival Power. Memory, Accountability and Social Justice (Chicago 2009) 219. 21 A. Flinn, 'Archives and their communities: Collecting histories, challenging heritage', in: G. Dawson (ed.) Memory, Narrative and Histories: Critical Debates, New Trajectories: Working Papers on Memory, Narrative and Histories 1 (Brighton 2012) 21. 22 Zie met name de artikelen 'Bijlmer Meer, een erfgoedcollectie van de buurt' door M. Houtekamer en 'Het Bewaren Waard' van M. Heijne in Schetsboek Documenteren van de samenleving. 23 Die kritische noot kan ook worden geplaatst bij het project 'Turkse Dordtenaren' waar ik zelf nauw bij betrokken was. Als gemeentearchivaris van Dordrecht had ik de keuze om al dan niet energie te steken in een project dat tot doel had de geschiedenis van de migratie vanuit Turkije naar Dordrecht te documenteren door actief op zoek te gaan naar bronnen die daar betrekking op hadden en deze vervolgens in de collectie van het stadsarchief op te nemen. Zie bijvoorbeeld C. Jeurgens, 'Turkse Dordtenaren. Cultuur-historisch erfgoed van nieuwkomers', Archievenblad 105:8 (2001)12-15; P. Emonts, H. van der Hert en C. Jeurgens (eds.) Gurbetci. Kayapinar, migrantendorp in Turkije/Kayapinar, Türkiye'deki gurbetcilerin köyü (Dordrecht 2001); C. Jeurgens, 'Erfgoed in beweging. Een toekomst voor erfgoed van minderheden in archieven en musea?, Levend Erfgoed. Vakblad voor Public folklore public history 4:2 (2007) 10-11. 40 charles jeurgens waarderen en selecteren van overheidsarchieven onder druk: naar een pragmatisch selectiemodel? 24 L. Smith, Uses of Heritage (Abingdon 2006) 28. 25 C. Batt, Collecting Institutions in the Network Society (2015) 75, zie http://discovery.ucl.ac.uk/id/ eprint/1470847. 26 C. Leadbeater, zie http://charlesleadbeater.net/wp-content/uploads/2010/01/We-Think-ChapterTwo.pdf. 27 T. Beeckman, Macht en Onmacht. Een verkenning van de hedendaagse aanslag op de Verlichting (Amsterdam, Antwerpen 2016) 169-171. 28 Ibidem, 197. 29 Max Welling, hoogleraar Machine Learning heeft een wat genuanceerdere opvatting. In zijn oratie Van veel data, snelle computers en complexe modellen tot lerende machines. Rede uitgesproken bij de aanvaarding van het ambt van hoogleraar Machine Learning aan de Faculteit der Natuurwetenschappen, Wiskunde en Informatica aan de Universiteit van Amsterdam op woensdag 29 januari 2014 zegt hij: 'De gulden regel is: meer data is altijd beter dan minder data mits je de goede vragen stelt en de goede algoritmen gebruikt' (pag 9). De algoritmen zouden dus de wegwijzers kunnen zijn waar Beeckman naar zoekt. 30 Beeckman, 166 en 196. 41

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Jaarboeken Stichting Archiefpublicaties | 2018 | | pagina 22