Joodse gevangenen In augustus 1939 wordt met de bouw van Westerbork begonnen en in oktober en november 1939 arriveren de eerste honderd bewoners, die mee moeten helpen het kamp verder uit te bouwen en in te richten. Ruim een jaar later bevinden zich er 1.160 mensen in het kamp. In het Nederlandse verslag van het eerste boekjaar, geda teerd 21 februari 1941, staat aangegeven bij welke administraties de veelal Duits- Joodse gevangenen worden ingezet. Ze helpen bij de registratie van de vluchtelingen; het bijhouden van het bevolkingsregister, het kampregister en de sterktestaat; het opbergen van paspoorten en het aanvragen van nieuwe paspoorten; de burgerlijke stand, de distributie, de bekendmakingen in het kamp; het bijhouden van de zakgeld- lijsten, de lijsten voor de Sicherheitspolizei, Rijksvreemdelingendienst en gemeente; het bijhouden van de appellijsten; de verdeling van de bewoners over de barakken; de verdeling van te verrichten werkzaamheden over de arbeidsgroepen; het bijhouden van de magazijnadministratie, het voeren van de registratuur; het onderhouden van een interne postdienst; en het bemensen van het emigratiebureau.56 Het lijkt er op alsof de Nederlandse ambtenaren het overzicht ook enigszins kwijt zijn: sommige omschrijvingen lijken erg op elkaar, bijvoorbeeld registratie, kampregister en carto theek. Er werken minstens achttien vluchtelingen mee met het Nederlandse admi nistratieapparaat. Het is dus niet vreemd dat er na de overname van het kamp door de SS een redelijk vlekkeloze overgang van het beheer plaatsvindt: vrijwel alle admi nistratieve procedures worden door Joodse kampgevangenen gedaan en uitgevoerd. Alleen de financiële administratie wordt niet geheel aan de gevangenen toever trouwd en waarschijnlijk blijft daarom een deel van de Nederlandse ambtenaren nog tot de zomer van 1944 in het kamp werken. Zowel in de periode dat de Nederlandse autoriteiten het kamp beheren als in de daaropvolgende periode, als de SS er de scepter zwaait, wil de kampleiding vanzelf sprekend weten wie er aanwezig is. Al voor het bestaan van kamp Westerbork bepaalt de regering bij circulaire van 16 december 1938 dat de registratie van Joodse vluchte lingen centraal geregeld wordt.57 Opvallend is hoe, anderhalf jaar voor de oorlog, de Nederlandse ambtenarij de rassenterminologie van nazi-Duitsland heeft over genomen. In de circulaire wordt gesproken over Joodse en "andere niet-arische vluchtelingen". De vluchteling wordt in drie registraties opgenomen: centraal (bij de Inspectie van de Bevolkingsregisters in Den Haag), gemeentelijk (ter secretarie van de gemeente, waar een vluchteling in een kamp, tehuis of anderszins verblijft), en intern (op de administratiebureaus van de kampen e.d., waarin vluchtelingen zijn ondergebracht).58 De verplichte registratie van de vluchtelingen in het Vluchtelingenkamp Westerbork wordt beschreven in een handleiding voor de "vluchtelingencartotheek" van 16 mei 1941, waarmee de voorschriften van 12 oktober 1940 worden vervangen.59 Minutieus is beschreven hoe de cartotheekkaarten dienen te worden gebruikt en ingevuld. Zo wordt het baraknummer met potlood geschreven; dan is blijkbaar een verhuizing binnen het kamp gemakkelijk te veranderen. Voor mannen van 18 jaar en ouder wordt een witte, voor vrouwen van 18 jaar en ouder een roze kaart aangelegd; kinderen tot 18 jaar worden op een blauwe kaart geadministreerd. Getrouwde vrouwen krijgen twee kaarten; een ervan wordt gehecht aan die van de echtgenoot. Getrouwde vrouwen en hun kinderen krijgen hetzelfde dossiernummer als het hoofd van de familie. Een procedure wordt voorgeschreven om te controleren wie 18 jaar wordt en wiens blauwe kaart dus vervangen dient te worden door een witte of roze. De kaarten van de vertrokken vluchtelingen moeten in een aparte cartotheek ondergebracht worden.60 Dan weet de Nederlandse kampleiding nog niet dat na 1 juli 1942 deze aparte cartotheek zal uitgroeien tot meer dan 100.000 kaarten. Bij de overname door de Duitsers veranderen de kaarten; ze zijn nu vanzelfsprekend in het Duits gesteld. Een restant van de gevangenencartotheek heeft de oorlog over leefd. Zij bestaat uit Lagerkcirten van de mensen, die bij de bevrijding in april 1945 in het kamp aanwezig zijn. Daaronder honderden, die al in het eerste jaar van het bestaan van het kamp in Westerbork zijn aangekomen, en die de Joodse kampelite zijn gaan vormen. Deze, veelal Duitsejoden, hebben een stempel op hun kaart: Alte Lagerinsasse. Op de voorkant van andere kaarten is vaak ook een gestempelde Z (van Zurückgestellt) aangebracht; eveneens een aanwijzing dat men niet op trans port mag. Zeker niet onbelangrijk voor deze en alle andere gevangenen is wat achter op hun kaart staat: als men niet op transport hoeft of mag, staat deze Sperre beschre ven op de achterzij de van de persoonskaart.61 De kampkaart is ook een bedreiging; de transportlij sten worden samengesteld door persoonskaarten uit de cartotheek te halen. Zolang men dus in de cartotheek te vinden is, kan men met elke volgende trein mee naar Polen moeten. De Nederlandse ambtenaar Van As beschrijft na de oorlog hoe hij dit systeem eenvoudig probeert te saboteren: hij vernietigt kaarten, zodat een persoon 'niet meer bestaat'Maar de SS heeft vermoedens over zijn rol en hij krijgt een verbod zich in de ruimten van de cartotheek op te houden.62 Het registratiesysteem is dus zeker niet perfect en dreigt te bezwijken als begin oktober 1942 alle Joodse werkkampen in Nederland worden opgeheven en de Joodse mannen naar Westerbork worden gebracht, inclusief hun gezinnen die uit hun woningen worden opgehaald. De kampsterkte explodeert: op vrijdag 6 oktober 1942 bevinden zich 3.078 mensen in het kamp; twee dagen later 15.3 9 6.63 De kampsterk te wordt snel minder gemaakt: in de periode 5 oktober - 6 november 1942 vertrekken maar liefst tien transporten uit Westerbork naar Auschwitz met 12.370 mensen. Het bureaucratische systeem kraakt in zijn voegen door die enorme aantallen; er worden ook nog steeds mensen het kamp binnengevoerd. Op 2 oktober houden negentig mensen zich bezig met de werkzaamheden Verwaltung, Registrierung en Post; een maand later, op 6 november, zijn dat er maar tien meer, terwijl er dan nog bijna 5.500 mensen in het kamp zijn.64 Is dat de reden dat vanaf begin oktober tot begin november de transportlijsten opeens niet meer alfabetisch worden opge maakt? Is de druk op de administratie te groot en neemt men genoegen met de eerdere manier van registreren? HOOFDSTUK 8 56 Nationaal Archief Den Haag, Zorg voor Vluchtelingen uit Duitsland, BiZa Vluchtelingen Duitsland, nummer toegang 2.04.58 (voortaan geciteerd als NL-HaNA, BiZa Vluchtelingen Duitsland, 2.04.58), inv. nr. 80. 57 Begin januari 1939 bestaan er maar liefst 25 kampen en tehuizen voor vluchtelingen uit Duitsland; C. Berghuis, Joodse vluchtelingen in Nederland 1938-1940. Documenten betreffende toelating, uitleiding en kampopname (Kampen [1990]), 226-227. 58 NL-HaNA, BiZa Vluchtelingen Duitsland, 2.04.58, inv. nr. 49. 59 De handleiding van 12 oktober is niet overgeleverd. 118 DAAN HERTOGS DODELIJKE INFORMATIESYSTEMEN 60 NIOD, Collectie G&K- deelcollectie Westerbork, inv. nr. 551. 61 NL-NRK Westerbork, inv. nr. 263. 62 A. van As, In het hol van de leeuw (zonder plaats 2004), 27-28. 63 Van deze dagmelding bestaan twee exemplaren: een in NL-NRK Westerbork, inv. nr. 298; de andere in NIOD, Collectie G&K - deelcollectie Westerbork, inv. nr. 529. De opsteller heeft een rekenfout gemaakt: er zijn vijf mensen vertrokken en een is er gestorven. Er worden echter in totaal negen personen geteld. De eindreken- som met de totale kampsterkte klopt wel; in het exemplaar van het NIOD heeft iemand dat gecontroleerd door met potlood de aantallen op te tellen en de 9 veranderd in een 6. 64 NIOD, Collectie G&K-deelcollectie Westerbork, inv. nr. 529. 119

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Jaarboeken Stichting Archiefpublicaties | 2014 | | pagina 61