handschriften, kleur, gebruik van naoorlogse ballpoint, stempels en andere details
kunnen de administratieve processen worden ontrafeld en in verband worden
gebracht met hun context. Die context hangt niet alleen samen met andere delen
van het Rode Kruisarchief (de collectie Westerbork en de collectie van dejoodsche
Raad)maar ook elders treft men die context aan: het archief van de Joodsche Raad
als instituut bevindt zich immers bij het NIOD.16 Voor een goed begrip moet men
zich realiseren dat de functie van het kaartsysteem veranderde door de wijzigende
context. Iedere kaart kan door verschillende archiefvormers zijn beschreven.
Medewerkers van dejoodsche Raad maakten tijdens de bezetting aantekeningen op
de kaarten. Maar een kaart uit de Joodsche Raadcartotheek kan na de bevrijding
door Volksherstel en/of de Amsterdamse afdeling van het Nederlandse Rode Kruis
zijn aangemaakt, toen de originele archiefvormer, dejoodsche Raad, niet meer
bestond. Allerlei varianten zijn mogelijk. Ieder kaartje heeft zijn unieke ontstaansge
schiedenis en daarbij behorende context, die de inhoud ervan kan verklaren.
De humanitaire taak stond voorop en bepaalde de ordening van het materiaal. De
Afdeling Amsterdam had de cartotheek op fonetisch-lexicografische wijze geordend,
zodat de mondeling gestelde verzoeken snel beantwoord konden worden. Het in
Den Haag gevestigde Informatiebureau van het Nederlandse Rode Kruis ontdekte
eind 1945 dat de Amsterdamse afdeling van het Rode Kruis de beschikking had
over dejoodsche Raadcartotheek. Pas in mei 1949 werd dejoodsche Raadcartotheek
van Amsterdam overgebracht naar het Informatiebureau in Den Haag. Het is aan
de archivaris om deze complexe ontstaansgeschiedenis binnen de juiste context te
plaatsen, zodat de gegevens in de cartotheek op de juiste wijze kunnen worden
geïnterpreteerd.
Internationale uitwisseling van informatie en decontextualisering
De gevolgen van de oorlog in Europa en de vermistenproblematiek waren in alle
Europese landen acuut. Deze situatie was voorzien door de geallieerden, die alle
archieven van gevangenissen en concentratiekampen die zij aantroffen verzamel
den. In mei 1945 werd onder de hoede van de Supreme Headquarters Allied
Expeditionary Force (SHAEF) een Centraal Tracing Bureau (CTB) opgericht om
vragen te verwerken en gegevens te verstrekken over Displaced Persons (DP) in
Duitsland. In juli 1945 kreeg het Centraal Tracing Bureau een nieuwe moederinstel
ling, de United Nations Relief and Rehabilitation Administration (UNRRA)Het CTB
vestigde nationale tracing bureaus, onder meer in België en Frankrijk, en in
Duitsland vier zonale tracing bureaus in de bezettingszones. Op 1 juli 1947 werd het
Centraal Tracing Bureau overgeheveld naar de International Refugee Organization
(IRO) en werd het orgaan omgedoopt tot de International Tracing Service (ITS).
Het werd gevestigd in Bad Arolsen. Alle vragen om inlichtingen werden centraal
behandeld. In 1951 werd de ITS naar de High Commission for Occupied Germany
(HICOG) overgeheveld. Dat had ook gevolgen voor de archieven, want in datzelfde
jaar ging de ITS over tot een grondige herordening. De archieven werden onder
gebracht in vier grote groepen: (1) documenten met betrekking tot de concentratie
kampen, (2) oorlogsdocumenten over het verblijf van buitenlanders in Duitsland,
(3) naoorlogse documenten over ontheemde personen (DP) en (4) documenten
over (wees-) kinderen. De ratificatie van de Akkoorden van Bonn op 6 juni 1955
luidde een nieuw hoofdstuk in de geschiedenis van de ITS in. Voortaan ressorteerde
de instelling onder het Internationaal Comité van het Rode Kruis.17 De centralisatie
van archieven en dienstverlening met betrekking tot oorlogsgetroffenen was
daarmee ook op Europese schaal voltooid.18
Het Informatiebureau ontving onder andere fotografische kopieën van kampkaar-
ten uit de Duitse concentratiekampen en lij sten met interneringsgegevens. Het ITS
verkreeg kopieën van de deportatielij sten van Westerbork en van de Joodsche
Raadcartotheek. In de jaren tachtig werden die gegevens op microfilm uitgewisseld:
in zwart-wit en lage resolutie. Voor de opsporingstaak van het ITS waren dergelijke
interneringsgegevens van belang. Men gebruikte slechts de datum van registratie in
Westerbork en de deportatiedatum. De vele andere gegevens die de kaarten bevatten,
en die slechts zijn te interpreteren met zo volledig mogelijke metadata, werden
buiten beschouwing gelaten. De internationale samenwerking leidde tot uitwisse
ling van gegevensbestanden en tot verlies van context. Maar inmiddels is de werkwij
ze van ITS veranderd. Aanvragers krijgen tegenwoordig een kopie van de kaart
toegezonden. Dat roept bij hen vaak vragen op, die slechts met behulp van metadata
kunnen worden beantwoord. Het onderschrijft het grote belang van reconstructie
van de context (hercontextualisering) én de noodzaak tot samenwerking tussen de
diverse instituten waarin het materiaal inmiddels digitaal te raadplegen is.19
Uit het Oosten weinig nieuws: Nederlands-Indië tijdens de oorlog
Na de capitulatie van Nederland in mei 1940 werden de verbindingen via post en
telegrafie met de ongeveer 200.000 landgenoten in Nederlands-Indië verbroken. Er
was maar één groep die wel informatie ontving; familie van de na maart 1942 krijgs
gevangen genomen KNIL (Koninklijk Nederlands-Indisch Leger)-militairen. Rond
februari 1943 druppelden de eerste lijsten met krijgsgevangenen binnen. Japan had
de Derde Conventie van Genève 1929) ondertekend, echter niet geratificeerd.
Vlak na het uitbreken van de oorlog vroeg het Comité International de la Croix Rouge
(CICR) de Japanse overheid of men zich aan de Geneefse Conventies zou houden.
Dit werd toegezegd, onder mutatis mutandis ('met de voor de toepassing in een
ander geval nuttige veranderingen'Het bleek een zeer rekbaar begrip bij toepassing
van alle drie de Conventies. Wat betreft het verstrekken van informatie over
krijgsgevangenen zond het krijgsgevangenenbureau van het Japanse leger
Huryozyohokyokuvanaf mei 1942 lijsten naar het CICR. Deze stuurde de lijsten
door naar het NRK in Den Haag. Het Informatiebureau Afdeling A poogde familie in
Nederland te traceren om deze op de hoogte te brengen van de krijgsgevangenschap.
Er ontstonden twee fundamentele problemen bij het vinden van adressen van de
familie. Ten eerste hielden de Japanners zich niet aan de afspraak en verstrekten ze
zeer summiere informatie: naam, rang, soms stamboeknummer en een algemene
aanduiding als Java camp, Thai camp of Tokio camp. Ten tweede was onbekend wie er
tussen mei 1940 en maart 1942 in dienst was getreden bij het KNIL. Bij de algehele
mobilisatie in december 1941 (toen Nederlands-Indië Japan de oorlog verklaarde)
werd een groot gedeelte van de Nederlandse mannen ingelijfd bij het KNIL. Maar de
onderliggende lijsten waren niet aanwezig in Nederland. Naast de ongeveer 80.000
mannen zijn er evenzoveel vrouwen, kinderen en mannen in burgerkampen geïnter
neerd. Het archief van Afdeling A van het Informatiebureau is grotendeels verloren
HOOFDSTUK 7
16 Coll. NIOD, inv. nr. 182, De Joodsche Raad voor Amsterdam. Gedigitaliseerd ziewww.niod.nl.
17 Algemeen Rijksarchief Brussel, Digitale kopie van het archief van de International Tracing Service te Bad
Arolsen (Brussel 2012).
102
MARIEKE BOS, RAYMUND SCHÜTZ EN MICHIEL SCHWARTZENBERG
HET ARCHIEF VAN HET INFORMATIEBUREAU VAN HET NEDERLANDSE RODE KRUIS
18 De ratificatie van de Akkoorden van Bonn op 6 juni 1955 betekende een nieuwe fase in de geschiedenis
van de ITS. Voortaan ressorteerde de instelling onder het Internationaal Comité van het Rode Kruis.
19 Het United States Holocaust Memorial Museum gebruikt inmiddels de verklarende afkortingenlijst uit
'Vermoedelijk op transport'. Zie: https://secure.ushmm.org/individual-research/Glossary.pdf
103