familiedossiers. Deze serie persoonsdossiers groeit nog. Aan oude dossiers wordt nieuwe informatie en correspondentie toegevoegd: het is nog steeds een dynamisch archief. Opsporing: bronnen en werkwijze van het Informatiebureau Na de bevrijding was de behoefte aan informatie over vermiste personen in Nederland enorm. Er waren vele particuliere initiatieven op dit gebied, vaak geleid door voormalige politieke gevangenen, leden van de Joodse gemeenschap of andere direct betrokkenen. Officiële organisaties zoals het Militair Gezag, het Nederlandse Rode Kruis, het ministerie van Buitenlandse Zaken en het ministerie van Sociale Zaken verzamelden informatie en verstrekten inlichtingen. In het eerste jaar na de bevrijding werden veel overlevenden via opvangcentra gerepatrieerd, maar er restte een groot aantal vermisten dat vermoedelijk was omgekomen. In 1946 wees de regering het Nederlandse Rode Kruis aan als centraal opsporingsbureau.2 Die taak sloot nauw aan bij de functie van informatiebureau in oorlogstijd. Tijdens de oorlog had het Informatiebureau het inlichten van familieleden over hun verwanten in krijgsgevangenschap in Europa en Azië verzorgd. Maar de gehele administratie van het Informatiebureau was verloren gegaan bij het bombardement op de Haagse wijk Bezuidenhout begin maart 1945. De kerntaak van het naoorlogse Informatiebureau was om het lot van de individuele oorlogsvermisten te reconstrueren: de vaststelling van de plaats en datum van overlijden per geval. Er werd informatie over alle categorieën oorlogsgetroffenen verzameld: Joden, politieke gevangenen, gedwongen tewerkgestelden (Arbeitseinsatz) en vermiste Nederlandse SS'ers. Op grond van de Haagse conventies hadden zij zoals iedereen recht op bescherming als krijgs gevangene en diende hun familie/nabestaanden te worden geïnformeerd over hun lot. Na felle concurrentie met organisaties die zich op hetzelfde terrein bewogen, zou uiteindelijk vrijwel al het materiaal bij het Informatiebureau terechtkomen, vaak zonder dat de herkomst goed was beschreven. De verhullende administratieve context van de nazi-vervolging Context is onontbeerlijk om documenten juist te kunnen interpreteren. Kennis over de functie van de archiefvormer en hoe deze zich verhield tot andere instituties is noodzakelijk om de administratieve productie van een organisatie te kunnen begrijpen. Juist de administratieve maatregelen die door de nazi's in het kader van de Endlösung werden genomen verhulden de context: het doel was massamoord. De socioloog Bauman3 heeft erop gewezen dat de Holocaust via de bureaucratische organisatie van de moderne overheid werd uitgevoerd en dat de diverse processen van vervolging die uitmondden in de Endlösung waren opgezet als rationele deelpro jecten. Door taken als registratie, ontrechting, vervolging, deportatie en vernietiging over diverse uitvoeringsorganen te verdelen kon het uiteindelijke doel worden gemas keerd. In het naoorlogse opsporingswerk werd men geconfronteerd met dit gebrek aan administratieve context van de vervolging, zoals deportatielijsten zonder plaats van bestemming. Ten einde vermissingen op te helderen verzamelden de medewer kers van het Informatiebureau gegevens over persoonlijke lotgevallen uit bronnen zoals transportlijsten en gevangenencartotheken. Hoe de context van de vervolging door de nazi' s werd verhuld, blijkt uit hun aanpak van de zwaarste categorie politieke gevangenen, de Nacht-und-Nebel-Haftlinge: hun lot moest voor nabestaanden ongewis blijven. De administratie van de vervolging had per definitie een gedecon- textualiseerd en gefragmenteerd karakter. Dit verzwaarde het naoorlogse werk van het Informatiebureau aanzienlijk. Het is bekend dat het vervolgingssysteem dodelijk efficiënt was, zoals blijkt uit de effectiviteit waarmee de Jodenvervolging in Europa en vooral in Nederland werd uit gevoerd. Historici hebben gewezen op de efficiënte bevolkingsregistratie, dat werkte volgens het door de ambtenaar J.L. Lentz bedachte systeem van de individuele per soonskaart.4 Minder bekend is dat de systematiek van de vervolging zelf leidde tot administratieve hiaten: tot eind 1942 werden de gedeporteerde Joden in Westerbork geregistreerd zonder vermelding van hun laatste woonadres. De betreffende gemeen tes werden niet op de hoogte gesteld van de deportatie van hun Joodse inwoners. Verdere lacunes in de administratie ontstonden als mensen zonder papieren waren gearresteerd en vrijwel direct werden gedeporteerd, maar ook door bombardementen en sabotage van en aanslagen op de bevolkingsregisters. De oorlog had grote bressen geslagen in de bevolkingsadministraties, die moesten worden gereconstrueerd en aangevuld om de juridische problematiek van oorlogsvermissingen op te lossen. Uiteraard verzwaarde dit de taak van het Informatiebureau. De juridische context van de opsporing De naoorlogse wetgeving was niet berekend op de problematiek van oorlogsvermis ten. Wilde men hertrouwen, dan moest bewezen worden dat de vermiste echtgenoot of echtgenote was overleden. Hetzelfde gold als men aanspraak wilde maken op weduwe- of wezenrente. Voor het rechtsherstel waren rechtsgeldige overlij densver klaringen noodzakelijk zodat notarissen de nalatenschappen konden afwerken en verdelen. De rechtsgeldigheid van de verklaringen van vermoedelijk overlijden die het Informatiebureau opstelde stond niet vast. In 1947 oordeelde de Hoge Raad na een juridisch geschil tussen nabestaanden en ambtenaren van de Burgerlijke Stand over deze kwestie, dat er voor oorlogsvermisten een bijzondere wet moest komen. Na een moeizame parlementaire behandeling werd in 1949 de Wet Voorzieningen betreffende het opmaken van akten van vermisten van kracht.5 Voor iedereen die tussen 10 mei 1940 en 1 juni 1945 in Nederland woonachtig was, sindsdien vermist was geraakt en van wie naar redelijkheid mocht worden aangenomen dat hij/zij was overleden kon een rechtsgeldige overlijdensakte worden opgemaakt. Plaats en datum van overlijden werden per vermiste op grond van de verzamelde gegevens door het Informatiebureau vastgesteld en dan door het ministerie van Justitie in de Staats courant gepubliceerd. Op die wijze werden de juridische gevolgen van vermissing gerepareerd en werd het bevolkingsregister weer op orde gebracht. De reparatie van de humanitaire en juridische gevolgen van vermissingen lagen in eikaars verlengde. Persoonsinformatie verzamelen en ordenen Bij de inrichting van het Informatiebureau in Den Haag stond de opsporingsfunctie centraal. Het hart van het informatiesysteem werd gevormd door de op personalia geordende cartotheek. Het was een zeer arbeidsintensieve taak om het materiaal te HOOFDSTUK 7 96 MARIEKE BOS, RAYMUND SCHÜTZ EN MICHIEL SCHWARTZENBERG HET ARCHIEF VAN HET INFORMATIEBUREAU VAN HET NEDERLANDSE RODE KRUIS 2 http://www.oorlogsgetroffenen.nl/thema/opsporing_vermisten/02_ReorganisatieOpsporing. 3 Zygmunt Bauman, Modernity and the Holocaust (Oxford 1998). 4 Götz Aly en Karl Heinz Roth, The Nazi Census: Identification and Control in the Third Reich (Philadelphia 2004), 66. 5 In juni 1949 werd de Wet Voorzieningen betreffende het opmaken van akten van vermisten van kracht, Staatsblad No. J 375. 97

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Jaarboeken Stichting Archiefpublicaties | 2014 | | pagina 50