Het stadsarchief van Gent vóór de Eerste Wereldoorlog 1913 was een belangrijk jaar voor Gent, want de stad organiseerde toen een Wereld tentoonstelling.23 Het stadscentrum werd daarom aan een restauratiecampagne onderworpen. Een van de op te knappen monumenten was het stadhuis. Ook de Troonzaal zou haar vroegere luister terugkrijgen. In die zaal was evenwel sinds 1891 het stadsarchief ondergebracht, juist omdat de ruimte erg afgetakeld was. Meteen was wel de voorwaarde gesteld dat, mocht er op een dag voldoende budget voorhan den zijn voor restauratie, het stadsarchief plaats zou moeten ruimen. Ondanks deze onheilspellende voorwaarde betekende de ingebruikname van de Troonzaal een grote stap vooruit voor het archief. Vóór 1891 lagen de stukken namelijk verspreid over het stadhuis. Een intensieve inventarisatiecampagne van het oud en modern archief maakte het mogelijk alles ordentelijk in één ruimte samen te brengen. Met zijn nieuw lokaal, een nieuw reglement (inwerking sinds 1893) en voldoende personeel werd het stadsarchief een moderne instelling. De uitgave van de inventaris van het oud archief in 1896 bekrachtigde dit.24 Terwijl in Nederland Muller, Feith en Fruin aan hun Handleiding werkten, bracht Victor Van der Haeghen al enkele van de opgang makende archivistische principes in de praktijk. De Wereldtentoonstelling joeg het stadsarchief weg uit de Troonzaal. Verhuisd werd naar de tweede verdieping en de zolder van het stadhuis. Dit deel van het gebouw was driehonderd jaar oud, maar was tot dan in ruwbouw gebleven. Stadsarchivaris Vander Haeghen beoordeelde de nieuwe huisvesting erg gunstig, maar het enthou siasme van de archivaris werd niet door iedereen gedeeld. Gerenommeerd historicus Napoleon de Pauw schreef bijvoorbeeld aan Vander Haeghen: "Empêché par mon grand age et un rhume permanentede gravir souvent les huit escaliers qui conduisent au gratte del des archives que je fréquente depuis soixante-dnq ans, jem'occupe a achevermon Cartulaire des Artevelde ,.."25 Hoewel de opmerking van de Pauw waarschijnlijk menig bezoeker te binnen schoot, blijkt er ook een groot gevaar uit. Acht trappen lagen er tussen de uitgang van het stadhuis en het archief. Acht trappen scheidden bij een eventuele brand de archief stukken van de veiligheid. De archivaris moest zich voortdurend hoeden voor brandgevaar. Het stadsbestuur leek er daarentegen weinig wakker van te liggen. Het stadsarchief ging bijgevolg onvoorbereid de Eerste Wereldoorlog in. Het stadsarchief van Gent tijdens de Eerste Wereldoorlog Rust in de leeszaal Op 4 augustus 1914 viel het Duitse leger België binnen. Tien dagen later liet Gents burgemeester Emile Braun aan de stadsarchivaris weten dat hij wenste dat het stads- 76 archief alle oorlogspublicaties die zouden verschijnen in de stad, zou verwerven. Ook moesten de katholieke krant Le Bien Public en La Flandre Libérale worden bewaard.26 Het stadsarchief vervulde deze opdracht nauwgezet.27 Het verlangen van de burgemeester legde zo de basis voor de krantenverzameling die het stads archief na de oorlog verder zou uitbouwen.28 Het archief werd blijkbaar niet als bedreigd gezien, maar als een veilige plaats beschouwd, waar documentatie over de oorlog bewaard zou kunnen blijven. Mogelijk leefde ook in Gent de opvatting dat een cultuurnatie als Duitsland al het mogelijke zou doen om schade aan weten schappelijke instellingen als archieven te vermijden. "Entrée des Allemands a Gand, le 12 octobre 1914" schreef onderbureeloverste Alphonse Balsaert in het leeszaalregister.29 Als hoogste in graad na de archivaris was het Balsaerts taak met behulp van dat register toe te zien op de goede werking van de leeszaal. In het leeszaalregister werden niet alleen de namen van bezoekers en de door hen geraadpleegde stukken opgetekend, maar ook belangrijke gebeurtenissen zoals overlijdens van voorname historici of de bezetting van Gent in oktober 1914. Toen het Duitse leger Gent binnentrok, had Balsaert niet veel werk meer in de lees zaal. Het bezoek aan het stadsarchief was namelijk sterk teruggelopen. Van 10 tot 14 oktober 1914 staan zelfs geen bezoekers opgetekend, maar het is onduidelijk of het archief toen werkelijk gesloten was. Langzaamaan kwam het stadsarchief daarna weer tot leven in een bezette stad. Doorheen de volgende vier jaren kwamen af en toe Duitse militairen langs in het archief, bij wijze van uitstap. Duitse soldaten werden namelijk aangemoedigd om aan culturele activiteiten deel te nemen.30 Andere mili tairen wilden dan weer (genealogisch) onderzoek verrichten. Zo deed bijvoorbeeld 'Vizefeldwebel' Bauer in januari 1917 opzoekingen in opdracht van kapitein van Vaernewyk, die zijn familienaam deelde met de zestiende-eeuwse geschiedschrijver Marcus van Vaernewijck.31 Dergelijke bezoeken konden echter niet verhelpen dat er nog nauwelijks onder zoekers die niet in Gent woonden, in het archief werden ontvangen. Vóór de oorlog waren dat er jaarlijks meer dan tachtig geweest, maar reizen werd tijdens de oorlog haast onmogelijk. Voor elke verplaatsing buiten de gemeentegrenzen moest de Duitse overheid een paspoort afleveren.32 Niettemin konden in de jaarverslagen van het archief alsmaar meer bezoeken worden opgetekend. In 1916 werd het archief maar liefst 1200 maal bezocht door 734 personen, tegenover maar 801 keer in 1912, door een onbekend aantal bezoekers.33 De groei van het aantal bezoeken lijkt vooral het werk van een kleine groep van ijverige Gentse onderzoekers, die vrijwel dagelijks langskwamen. Toch kan daarmee de grote stijging niet volledig worden verklaard. Net als het Rijksarchief te Gent voelde het stadsarchief vermoedelijk de invloed van het toegenomen genealogisch onderzoek.34 Op een gelijkaardige manier nam het archiefbezoek tijdens de Tweede Wereldoorlog toe in België en Nederland. Toen moesten dergelijke opzoekingen HOOFDSTUK 5 23 Dit hoofdstuk is gebaseerd op Timo Van Havere, De droom van een archivaris. Een analyse van de constructie van het stadsarchief van Genten zijn collecties tussen 1800 en 1930. Masterproef Archivistiek (Brussel 2013), 23-80. 24 Victor Van der Haeghen, Inventaire des archives de la ville de Gand. Catalogue méthodique général (Gent 1896). 25 "Aangezien ik door mijn hoge ouderdom en een voortdurende verkoudheid de acht trappen die leiden naar de wolkenkrabber van het archief, dat ik al vijfenzestig jaar regelmatig bezoek, niet vaak meer kan bestijgen, hou ik me bezig met het voltooien van mijn Cartulaire des Artevelde" (Brief van de Pauw (25 april 1915), Stadsarchief Gent, Modern Archief (SAGMA), AR/ 507). 26 Brief van Braun (14 augustus 1914), SAG MA, AR/507. 27 Bewijsstukken bij de stadsrekeningen (1914-1918), SAGMA, A/122 - 1914 - 192, A/122 - 1915 - 196, A/122 - 1916 - 196, A/122 - 1917 - 196 en A/122 - 1918 - 196. TIMO VAN HAVERE "jE SUIS SOUVENT TOUT SEUL AUX ARCHIVES" 28 De krantencollectie van het stadsarchief wordt beschreven in De Herdt en Vannieuwenhuyse, Historie op perkament, 81. 29 "Intocht van de Duitsers te Gent, 12 oktober 1914" (Leeszaalregister (1912-1914), SAGMA, AR/16.) 30 Anneleen Arnout, Archimedes achterna. De Belgische musea tijdens de Eerste Wereldoorlog', in: Bijdragen tot de Eigentijdse Geschiedenis 22 (2010), 55-92, aldaar 80. 31 Leeszaalregister (1915-1918), SAGMA, AR/17. 32 Sophie de Schaepdrijver, De Groote Oorlog. Het koninkrijk België tijdens de Eerste Wereldoorlog (Amsterdam 1997), 116-117. 33 Jaarverslagen van het stadsarchief (1904-1922), SAGMA, AR/2013/253. 34 Robert Schoorman, Archives de l'Etat a Gand', in: Joseph Cuvelier (red.), Les Archives de l'Etat en Belgique pendant la guerre (1914-1918) (Ronse, [1919]), 267-317, aldaar 295. 77

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Jaarboeken Stichting Archiefpublicaties | 2014 | | pagina 40