instructies uitgevaardigd voor de evacuatie van enkele belangrijke bestanden van de Oorlogsarchieven. Deze instructies werden van kracht zodra het leger op "versterkte vredesvoet" werd gebracht, met andere woorden: voordat het leger daad werkelijk overging tot mobilisatie. De gedetacheerde archivaris die werkte in de bewaarplaats van de Oorlogsarchieven was verantwoordelijk voor het afzonderen van de gemarkeerde bestanden en het apart verpakken ervan. Het belang van deze instructies mag niet onderschat worden. De derde paragraaf bepaalde immers dat bij afwezigheid van de archivaris van de Oorlogsarchieven de Algemeen Rijksarchivaris zelf zou instaan voor het veiligstellen van de gemarkeerde bestanden! Het ging onder andere om de archieven van de Services Patriotiques en van de Commission d 'enquête sur la violation des régies du droit des gens, des lois et des coutumes de la guerre,42 In samenspraak met het ministerie van Buitenlandse Zaken werden de bewuste bestan den begin november 1939 naar de Belgische kust overgebracht. Op 29 januari 1940 werden 53 archiefkisten en 25 metalen koffers "contenant les archives du Royaume" met de boot van Oostende naar Dover gebracht.43 Achteraf gezien bleek dit geen overbodige luxe geweest te zijn. Ook het Duitse leger wist van het bestaan van de col lectie Oorlogsarchieven af. Het Deutsche Heeresarchiv had immers een mobiele voor hoede gecreëerd, de Aktensamenstelle West, met als doel de speurtocht naar archieven van politiek of militair belang. Deze eenheid zou later in de oorlog tever geefs op zoek gaan naar de archieven van de Raad van Vlaanderen.44 Vandaag kan, denk ik, terecht worden gesteld dat het een klein wonder is dat zoveel archief uit de periode van de Eerste Wereldoorlog van de vergetelheid werd gered. Oorlogen zijn in de eerste plaats vernietigende krachten voor archieven en erfgoed in het algemeen (denken we maar aan de brand in de universiteitsbibliotheek van Leuven in 1914). Toch kunnen oorlogen ook onverwachts positieve gevolgen hebben. De persoonlijke ervaringen van enkele invloedrijke figuren uit het historisch en uit het archivistisch métier lagen in België aan de basis van de latere Oorlogsarchieven. Historici en archivarissen kunnen nog steeds steunen op werk dat in de jaren 1920 begon. Hoewel de openbaarheid van deze archieven lange tijd beperkt werd door de Belgische Archiefwet van 1955, die een termijn van 100 jaar oplegde, kunnen onder zoekers vandaag meer en meer bestanden raadplegen. De ontsluitingsgraad neemt nog steeds toe, een mooi bewijs van de vele archiefbestanden die de COA heeft weten binnen te halen. Over de acquisitiepolitiek kan gedebatteerd worden. Het is vrij duidelijk dat men de piste van de sociaal-economische geschiedenis heeft trachten te bewandelen. Voor het militaire aspect heeft men weinig of geen oog gehad, hoewel het net de geschiedenis van de krijgsverrichtingen en van de internationale diplomatie is die lange tijd het historisch onderzoek naar de Eerste Wereldoorlog heeft gedomineerd. Ondanks de monografie die Pirenne eind jaren 1920 zelf aan de oorlog wijdde, heeft het enige voeten in de aarde gehad om de sociaal-economische geschiedenis van (bezet) België opnieuw op de agenda te zetten. De wens van de COA lijkt echter stilaan vorm te krijgen. Met de honderdjarige herdenking in het vooruitzicht zal het moeilijk worden om het dagelijkse leven in bezet België nog langer te negeren. HOOFDSTUK 4 42 ARA, CAG-COA, 167. Instructies in geval van gevaar van oorlog. Overzicht van de inhoud van de te evacueren kisten in geval van oorlog. 43 Herrebout, De Duitse Archivschutz, 190. 44 Herrebout, De Duitse Archivschutz, 287. Voor een uitgebreidere historiek van het archief van de Raad van Vlaanderen kan men de eerder aangehaalde inventaris van het conglomeraatsarchief van de Raad van Vlaanderen raadplegen: Vandeweyer, Het conglomeraatsarchief van de Raad van Vlaanderen. 70 CHRISTOPHE MARTENS DE GROTE OORLOG IN BELGIË: VERNIETIGING VAN ARCHIEVEN EN STRIJD OM DE GESCHIEDENIS 71

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Jaarboeken Stichting Archiefpublicaties | 2014 | | pagina 37