bezinning op de eigen historische rol kan leiden tot een behoefte aan herinterpre tatie van het verleden en de bronnen, zoals bijvoorbeeld het geval is bij de recente aandacht voor het Nederlandse naoorlogse optreden in Indonesië, de discussies omtrent het slavernijverleden, het monument van Jan Pieterszn. Coenin Hoorn en de rol van Zwarte Piet bij de Sinterklaasviering. Het verleden heeft effect op de 'mythevorming' en deze 'mythes' beïnvloeden weer het menselijk handelen. Bij de reconstructie van de historische werkelijkheid wordt vaak een beroep gedaan op archieven. Voor het grote publiek straalt het archief autoriteit uit. Het archief wordt gezien als de sleutelbewaarder van het collectieve geheugen. Het archief wordt vertrouwd en staat garant voor authenticiteit. Archieven die gevormd worden tijdens of kort na perioden van grootschalig geweld of onderdrukking, reflecteren de reactie van een samenleving op voorafgaande conflicten en spelen een belangrijke rol in het verwerkingsproces en daarmee de transitie naar een 'nieuwe' maatschappij. Dit uit zich onder meer in de keuze van het materiaal dat wordt verzameld, het openbaar heidsregime en de inhoudelijke prioriteiten die worden gesteld. Uitgerekend na perioden van politieke instabiliteit en polarisatie zoeken nieuwe regimes én opposi tiegroeperingen naar middelen om zichzelf te legitimeren. Archieven komen hierbij goed van pas. In de drie casestudies die volgen (Nederland 1945, Polen 1989 en Rwanda 1994) zullen enkele archieven die zijn ontstaan na periode van big catastrophes, de revue passeren. De keuze voor juist deze cases is arbitrair; ook archieven in Duitsland, Spanje, Guatemala, Cambodja of Oeganda hadden kunnen volstaan. Elke situatie is uniek, maar wat de casestudies delen is een duidelijke wisselwerking tussen de nood zaak tot legitimatie bij verschillende groepen, de behoefte om hun versie van de 'historische waarheid' veilig te stellen en de prominente rol van archieven bij de wederopbouw van ontwrichte samenlevingen. Archiefcollecties die gevormd zijn tijdens of na traumatische perioden van oorlog, grootschalig geweld of onderdruk king hebben vaak een krachtige maatschappelijke impact; ze kunnen veroordelen of vrijspreken, beschamen of bewieroken, ontkrachten of bevestigen. Vrij naar historica Beatrice de Graaf: oorlogsarchieven kunnen heel explosief zijn.3 Nederland 1945 'Leg openhartig alle kaarten van Uw subjectiviteit, die ge U immers in een hoge graad bewust kunt zijn, op tafel, en schrijf dan zoals ge meent "wie es eigentlich gewesen" [ist].' RVO-medewerker Dolf Cohen op een internationale conferentie in 19 504 Het is een bekende anekdote: in een oude, uit de jaren dertig daterende A-Ford reisde de jonge journalist en chef van het Rijksbureau voor Oorlogsdocumentatie (RVO) Loe de Jong, vergezeld door onder meer collega Dolf Cohen, in november 1946 af naar het Duitse Ibbenbüren. In deze Duitse provinciestad net over de grens was naar verluidt in 1944 een deel van het archief van het Reichskommissariat - het Duitse bezettingsbestuur in Nederland - overgebracht. Aangekomen bij het gebouw van het Amtsgericht verkende het gezelschap de parterre en de bovenverdieping. Er werd niets van belang gevonden. De heren stonden op het punt onverrichter zaken huis waarts te keren, toen een toevallige opmerking van een Duitse functionaris hen op het spoor bracht van een geheime kelder. Hier troffen De Jong en consorten tot hun grote verbazing een groot deel van het archief van de Generalkommissar für Verwaltung und Justiz aan. Dit was een spectaculaire vondst van grote historische betekenis. De Engelse autoriteiten verstrekten een vergunning en stelden een vracht wagen ter beschikking voor het transport. Een open vrachtwagen, om precies te zijn. RVO-medewerker Van Essen had zich tijdens de terugtocht in de laadbak bovenop de documenten geworpen om alles bij elkaar te houden. De overlevering roemt diens 'snelle greep', maar desondanks moester enkele malen halt worden gehouden om weggewaaide documenten op te rapen. Om een vergunning te verkrijgen aan de grens werden de documenten geïmporteerd onder de noemer: 'waardeloos oud papier'.5 Dit relaas - mogelijk wat geromantiseerd in de herinneringen van De Jong - staat symbool voor de daadkracht en gedrevenheid van de medewerkers van het op 8 mei 194 5 opgerichte RVO, enkele maanden later omgedoopt tot het Rij ksinstituut voor Oorlogsdocumentatie, de voorloper van het huidige NIOD Instituut voor Oorlogs-, Holocaust- en Genocidestudies. In de jaren na de oorlog trokken RVO-medewerkers er regelmatig op uit om archieven op te sporen en te redden. Zij gaven hiermee in hele praktische zin gevolg aan de opdracht die het RVO van het ministerie van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen (OKW) had meegekregen: het verzamelen van documentatiemateriaal over de Tweede Wereldoorlog in Nederland, als basis voor het verrichten van onderzoek. In een vroegtijdig stadium werd het Nederlandse publiek hierbij betrokken. Nog tijdens de oorlog, op 28 maart 1944, deed de minister van OKW G. Bolkestein vanuit Londen via de radio de volgende - door De Jong opgestelde - oproep: Gij kunt thans reeds helpen om dit historisch onderzoek te maken tot een groot, waarlijk nationaal werk. Geschiedenis kan geschreven worden op grond van de officiële bescheiden en archiefstukken. Wil het nageslacht ten volle beseffen wat wij als volk in deze jaren hebben doorstaan en zijn te boven gekomen, dan hebben wij juist de eenvoudige stukken nodig - een dagboek, brieven van een arbeider uit Duitsland, een reeks toespraken van een predikant of priester. Eerst als wij er in slagen dit eenvoudige, dagelijkse materiaal in overstelpende hoeveelheden bijeen te brengen, eerst dan zal het tafereel van deze vrijheidsstrijd geschilderd kunnen worden in volle glorie en glans.6 Niet alleen vanuit Londen, maar ook in Nederland werden er al in de oorlog plannen gemaakt voor de oprichting van een rijksinstelling die zich zou richten op publicaties over de bezetting. Het was vooral economisch historicus N. W. Posthumus - hij had in 1935 ook al aan de wieg van het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiede- 31 HOOFDSTUK 2 3 B. de Graaf, Het archief als tijdbom. Gevaar en geheimhouding in de staatsarchieven. Ketelaar-lezing 10 (Den Haag 2012). 4 J.C.H. Blom, 'De jaren bij Oorlogsdocumentatie (1945-1960)', in: J.C.H. Blom, D.E.H. de Boer, H.F. Cohen enJ.F. Cohen, A. E. Cohen als geschiedschrijver van zijn tijd (Amsterdam 2005), 35. 30 EDWIN KLIJN ARCHIEVEN EN DE 'HISTORISCHE' WAARHEID 5 Ibidem, 25-28; en L. de Jong, Herinneringen. Deel II (Den Haag 1996), 19-20. 6 Geciteerd in: M. Pam, De onderzoekers van de oorlog. Het Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie en het werk van Dr. L. de Jong (Den Haag 1989), 13. Pam dateert de redevoering - onjuist- op 28 maart 1945.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Jaarboeken Stichting Archiefpublicaties | 2014 | | pagina 17