Oude wijn in 'nieuwe schoenen'?
Recente veranderingen in het archieftoezicht1
ervaren geeft inzicht in de samenwerking tussen partijen. Dit laatste borgt dat de
dienst de juiste dingen blijft doen, zowel uit eigen innerlijke overtuiging als in de
ogen van derden.
Dit laatste borgt dat de dienst
de juiste dingen blijft doen,
zowel uit eigen innerlijke overtuiging
als in de ogen van derden.
Enkele conclusies
Wij hebben in de eerste paragraaf de volgende centrale vraag geformuleerd. Wat
kunnen gemeenten leren van de versterkte aandacht bij publieke uitvoeringsorganisaties
voor horizontale verantwoording? Het antwoord is kort maar krachtig. Op korte
termijn is niet te verwachten dat het verticale toezicht zal verschuiven in de richting
van horizontaal toezicht en bijbehorend metatoezicht. Dat is jammer, want er is veel
te winnen. In de eerste plaats kan de lastendruk bij het rijk en bij de decentrale over
heden worden verlaagd. De roep van politieke partijen om onnodige bureaucratie te
bestrijden krijgt echter weinig gehoor. In de tweede plaats is het mogelijk om dua
lisme op provinciaal en gemeentelijk niveau te versterken. Laat decentrale overheden
zelf toezien op correcte uitvoering van wet- en regelgeving. In de derde plaats wordt
door verschuiving in toezicht en verantwoording van verticaal naar horizontaal en
metatoezicht inhoud gegeven aan het geven van vertrouwen aan decentrale over
heden, aan burgers en maatschappelijke organisaties. In de vierde plaats kan door
verschuiving naar metatoezicht de Algemene Rekenkamer het accent dan ook meer
leggen op onderzoek van strategiebepaling en allocatie, en minder op vraagstukken
van transparantie en uitvoering van beleid. Het oordeel over de uitvoering valt
immers onder horizontaal toezicht. De jaarlijkse verantwoordingsdag kan dan wel
boeiende discussies opleveren in plaats van de huidige rituele debatten.
Er is zoals gezegd op korte termijn weinig te verwachten van kabinet, parlement en
departementen. In 2002 heeft de WRR een omvangrijk rapport aangeboden aan de
regering onder de titel "De toekomst van de rechtstaat".24 In dat rapport wordt
gepleit voor meer ruimte voor horizontale verantwoording in combinatie met meer
metatoezicht en minder verticaal toezicht. In 2007 heeft de Commissie Oosting,
gepleit om het interbestuurlijk toezicht vergaand te verminderen. De twee genoemde
rapporten hebben relatief weinig aandacht gekregen, maar hopelijk worden de
geesten op het niveau van de departementale toppen rijp. Want waarom de omslag
naar meer horizontale verantwoording steeds niet wordt gemaakt, is even onbegrij
pelijk als raadselachtig.
116
Door landelijke ontwikkelingen rond onder andere de Archiefvisie van 2011
(tegenwoordig Archief 2020) en het rapport van de commissie Oosting van 2007,
vinden veranderingen plaats voor de archivarissen als beroepsbeoefenaren bij vooral
de provincies en lagere overheden. Het interbestuurlijk toezicht (IBT, waaronder de
archiefinspectie) is versoberd en de archieven van provincies worden na overbrenging
onder het zorgdragerschap van die provincies geplaatst, onder het beheer van een
te benoemen provinciearchivaris. Het hoofddoel van dit artikel is om diepgaander
kennis te bieden van de inhoud van de recente wijzigingen in de Archiefwet 1995
(verder: de Archiefwet) en de gevolgen daarvan voor archivarissen en archiefinspec
teurs als beroepsbeoefenaren bij de provinciale en lokale overheid. We blijven wel bij
het thema van dit jaarboek, het archieftoezicht ofwel de inspectie. De hoofdvraag van
dit artikel luidt: "Welke gevolgen hebben de aankomende wetswijzigingen voor de
verhouding van de archivarissen als beroepsbeoefenaren op provinciaal en gemeen
telijk niveau?"
Hiermee wordt bedoeld: op welke manier verandert de relatie tussen de provinciaal
archiefinspecteur en de gemeentearchivaris? Voorheen kwam een provinciaal
archiefinspecteur langs bij de lokale overheid om inspectie uit te voeren op de zorg:
de bouw en inrichting van de archiefruimte en -bewaarplaats, de personele bezetting
en de inzet van financiële middelen, alsmede de vormgeving van het beheer van
overgebrachte en niet-overgebrachte archieven.
Ik richt mij in dit artikel met name op een recente verandering in die verhouding.
Ik besteed aandacht aan de wetswijzigingen voor de revitalisering van generiek
toezicht en de specifieke wijzigingen van de Archiefwet, de parlementaire documen
ten behorende bij dossiers 32 389 en 33 095 van de Tweede Kamer. Deze dossiers
beslaan het overgrote deel van dit artikel, met nadrukkelijke aandacht voor de eerste
wetswijziging omdat hier de grootste veranderingen uit zijn voortgekomen voor
het hoofdonderwerp. Op een aantal punten ga ik nader in op deelaspecten die van
minder direct belang zijn voor beantwoording van de vraagstelling, om recht te
doen aan de brede inhoud van de wetswijzigingen.
117
HET BESTEL
24 WRR, Rapporten aan de regering. De toekomst van de nationale rechtsstaat. WRR-Rapport, 's-Gravenhage, 2002.
JOOST VAN KOUTRI K
1 Ik wil mijn hartelijke dank uitspreken aan Roland Bisscheroux, Herman Bongenaar en Stinie Francke van
het Noord-Hollands Archief, en Peter Diebeis en Bennie te Vaarwerk van de toenmalige provinciale archief
inspecties van Zuid-Holland en Gelderland voor hun bijdragen aan de paper voor de module Vergelijkende
Archiefwetenschap. Dit artikel is daarop gebaseerd. Tevens wil ik Hajo de Roo en Henk Hovenkamp van het
Streekarchivariaat Noordwest-Veluwe, en Bennie te Vaarwerk en Alex Elemans van de provincie Gelderland
danken voor de aanvullende ervaring die ik bij hen heb mogen opdoen. Deze ervaring heeft minstens geleid
tot een meer uitgesproken mening in de conclusie van dit artikel, die in discussie met de redactie van deze
bundel nog nader is uitgewerkt.