Archieven doen er goed aan om in hun activiteiten dichtbij hun rol te blijven. Wat archieven immers onderscheidt, is dat zij voor hun product een Unique Selling Point zijn - en voor bezoekers nog gratis ook. Dat is iets waar iedere onder nemer van droomt. Anders dan in musea het geval is, zijn in archieven collecties toegankelijk gemaakt om er iets mee te doen. Archieven kunnen daarom als geen ander - scharnierend in de tijd - een verbinding leggen tussen toen en nu, en mensen activeren hun plek daarin te zoeken en betekenis te geven. Dat is een belevenis in de ware zin des woords. Broer en zus? Musea en archieven Musea zijn net als archieven belangrijke schatbewaarders, waarbij musea volgens de ICOM-code naast verzamelen, onderzoek, behoud en beheer ook tot opdracht hebben hun collecties op een publieksgerichte manier te laten zien. Archieven werken conform de Archiefwet eveneens aan behoud en beheer van archieven en collecties en hebben daarbij de taak deze te ontsluiten en toegankelijk te maken voor raadpleging. Archieven en musea lijken daarmee een vergelijkbare functie te hebben. Toch blijken ze heel verschillend in hun relatie tot publiek. Waar museumbe zoekers collecties en tentoonstellingen bekijken omdat hen iets aanspreekt, of om zich juist door het onbekende te laten verrassen, worden archiefbezoekers gestuurd door hun eigen onderzoeksvraag. Zij bezoeken die archieven waar zich de bronnen bevinden die voor hen van belang zijn. Naarmate de digitali sering voortschrijdt, kunnen benodigde stukken steeds vaker via websites - de digitale studiezalen - geraadpleegd worden. De dienstverlening naar deze cate gorie bezoekers en gebruikers wordt steeds specifieker, minder fysiek en meer maatwerk. Met beleid in het nieuws Free publicity wordt terecht vaak genoemd als belangrijk middel om naamsbekend heid te vergroten. Archiefinstellingen hebben een schat aan gegevens, beeld en deskundigheid in huis om hun merk of reputatie op te bouwen via free publicity. Ze hebben iets waar media dol op zijn: historische informatie en beeldmateriaal. Bovendien beschouwen journalisten archiefinstellingen en hun collecties niet als verdacht. Archieforganisaties kunnen nieuws creëren, historische verhalen aanleveren en redactionele aandacht veroveren. Dat wekt meer vertrouwen dan reclame.14 Tijdens bijeenkomsten van het Communicatieplatform blijkt dan ook dat veel archieven volop gebruik maken van geschetste mogelijkheden. Toch blijft de klacht dat archieven onbekend zijn. Een mogelijke verklaring is dat er veel ver schillende media zijn, waardoor het bereik per medium relatief laag is. En de meeste instellingen wekken vanwege hun plaats- en streekgebonden archieven in de eerste plaats de belangstelling van regionale media. Daarmee bereiken ze maar een deel van hun potentiële publiek. MAARTEN BROCK, ANNE HOUK DE JONG, SUSAN KRUIDHOF, ELIO PELZERS ONBEKEND MAAKT ONBEMIND 13 BRAIN/KVAN, Archiveren is Vooruitzien. Visie van BRAIN en KVAN op de koers en inrichting van het archiefwe zen, juni 2009. p. 6-8. 14 Peter Desmyttere. 8 april 2008, 9.00. www.molblog.nl/bericht/Reclame-of-PR (geraadpleegd 25-9-2009). 77

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Jaarboeken Stichting Archiefpublicaties | 2010 | | pagina 79