de 19e eeuw ontstaat een nieuwe taakdomein, het beheren, beschrijven en
beschikbaar stellen van oude archieven. Een kleine groep mensen oefent die taak
uit, zij ontwikkelen daar specifieke kennis en methoden voor. Eind 19e eeuw orga
niseren zij zich in een beroepsvereniging en legt men de specifieke kennis vast in
de Handleiding. De taak, de inrichting van het archiefwezen, de benoemingseisen
en het opleidingsinstituut worden vastgelegd in de Archiefwet 1918 en de daarbij
behorende uitvoeringsbesluiten. De beroepsbeoefenaren komen periodiek bijeen
(tijdens de ledenvergaderingen) en gebruiken daarnaast het Nederlctndsch
Archievenblad als medium om informatie uit te wisselen en kennis te ontwikkelen.
De processen differentiatie, specialisatie, institutionalisering en legitimering zijn
doorlopen.
Zowel in de fase van beroepsvorming als in de eeuw daarna vinden binnen de
beroepsgroep steeds opnieuw discussies plaats. Het steeds maar aangaan van dis
cussies lijkt wel een kenmerkende eigenschap van het beroep te zijn. Het meren
deel van deze discussies betreft de vraag met welke archieven de archivaris zich
moet bezig houden: archieven ouder dan 1813 of ook modern archief? Alleen
overheidsarchief of ook particulier archief? Alleen papier of ook digitaal archief?
Het zijn dus discussies over het taakdomein (differentiatie) met discussies over de
voor die taak benodigde kennis, methoden, vaardigheden, etc. (specialisatie).
Ook is er sprake van steeds nieuwe institutionalisering en een veranderend
archiefwezen. Zowel in 1920 als in 1976 besluiten gemeentearchivarissen zich
buiten de VAN te organiseren omdat ze vinden dat de VAN niet de instantie is die
hun belangen behartigt. De oprichting van de particuliere archiefschool en
daarna de Rijksarchiefschool in de jaren '50, de verzelfstandiging van de
Archiefschool en de integratie van het archiefonderwijs in Hogeschool en
Universiteit van Amsterdam zijn hier ook voorbeelden van. Net als de oprichting
van de stichting DIVA (later opgegaan in Erfgoed Nederland) en de
Brancheorganisatie voor Archief Instellingen (BRAIN).
Wat betekenen al die discussies en veranderingen? Welke conclusies zijn er te
trekken op de vraag of er een beroep is ontstaan en de vraag of dat beroep nu nog
bestaat. Is de conclusie dat er rond 1900 wel een beroep is ontstaan, maar dat dit
beroep eigenlijk nog niet was uitgekristalliseerd? Waardoor er steeds maar tegen
stellingen zijn binnen de beroepsgroep. Of is de conclusie anders, namelijk dat er
rond 1900 een beroep is ontstaan, dat precies paste in de toenmalige tijd en
samenleving. Een beroep dat zichzelf sinds 1900 steeds opnieuw definieert, omdat
het wordt geconfronteerd met andere archieven, andere onderzoekers, een veran
derende samenleving. Ik kies voor het laatste. Er heeft zich een beroep gevormd,
dat beroep heeft zich ontwikkeld en bestaat anno 2010 nog steeds. Soms lijkt het
beroep nog op onze 19e eeuwse voorganger, op andere momenten is er een wereld
van verschil. Het is spannend om te zien hoe dat beroep zich de komende jaren
staande zal houden. Misschien zal blijken, dat Hercules' tweesprong dan eigenlijk
niet gaat over het omgaan met oude of nieuwe archieven. Of over de spanning
tussen bestuurlijk en cultureel.82 Maar over de vraag of archivarissen willen ver
nieuwen of liever alles bij het oude laten.
PROFESSIE
82 Martin Berendse Het archief als Open Source. Over het recht op informatie, openbaarheid van bestuur en digitale
toegankelijkheid (Den Haag, 2009) p. 7-8.
38