ele beroepsbeoefenaren zich aan de kwaliteitsnormen houden, wat professionele
zelfregulering wordt genoemd. Een middel tot professionele zelfregulering is een
gedragscode. Beroepsgroepen hebben gedragscodes waar de leden elkaar op
moeten aanspreken en waar degenen aan wie ze hun diensten leveren hen op
kunnen aanspreken. Een gedragscode moet klanten het vertrouwen geven dat de
professionals tegenover hen hun verplichtingen nakomen, ook als dat botst met
hun eigen belang of als overheden, werkgevers en opdrachtgevers hen daarvan
proberen te weerhouden.
In 1991 sprak de professionele autonomie van archivarissen nog vanzelf. Een
paar jaar later ontwierpen archivarissen een nieuwe archiefwet, waarin ze - zoals
dat in professietaai heet - hun definities van de archiefwerkelijkheid aan de
samenleving oplegden. Conflicten over professioneel gedrag waren er niet; als ze
zich zouden voordoen kon een ambtenarenreglement wel uitkomst bieden. Ook
in 1997, toen de Code of Ethics van de International Council on Archives (ICA)
in het Nederlands werd vertaald en door de KVAN werd geadopteerd, beschouw
den de Nederlandse archivarissen de code niet als een oplossing voor een pro
bleem. De code was ook vooral ontworpen als een algemeen kader om de eenheid
van de archivarissen wereldwijd te benadrukken en niet om de individuele archi
varis in Nederland een instrument in handen te geven om zich te verdedigen
tegen ondermijning van de kwaliteit van zijn beroepsuitoefening door beunhazen,
zijn collega's, zijn baas, de overheid of een andere opdrachtgever.
Bezien vanuit de ontwikkeling van de professie kunnen bij deze beroepscode twee
kritische kanttekeningen worden gemaakt. De gedragsregels hebben meer betrek
king op archivarissen in het oud-archief dan op archivarissen die werkzaam zijn
in het records management. Bovendien blijken ze bij vergelijking met gedragsco
des van andere erfgoedsectoren niet erg beroepsspecifiek te zijn. Als je in van de
beroepscodes van archivarissen, archeologen, restauratoren en museumprofessio
nals begrippen als archieven, archeologische voorwerpen, te restaureren objecten
en museale voorwerpen door erfgoed vervangt wijken ze niet veel meer van elkaar
af. De verschillen zijn wel leerzaam De code van de International Council on
Museums (ICOM) bevatte als enige bepalingen die op de instellingen betrekking
hadden (en dus eigenlijk niet in een beroepscode thuis horen) en de code van de
archeologen bevat als enige bepalingen die de relatie tussen archeoloog en zijn
werk- en opdrachtgever betreffen.25
De archivarissencode gaf zo nu en dan aanleiding tot enige casuïstiek (mag een
archivaris postzegels van brieven halen? Nee, dat mag hij niet), maar de vaste
rubriek in het Archievenblad waarin deze vragen werden beantwoord moest kort
geleden bij gebrek aan vragen worden opgeheven.26
Een gedragscode werkt alleen als er gebruik van wordt gemaakt en bij schending
tot sancties leidt. Zonder aansprekende casussen is een code een dode letter.
Wanneer weigert een archivaris nu eens een keer met een beroep op de code een
opdracht om een bron zonder verantwoording te recontextualiseren, om bestaan-
THEO THOMASSEN ONTTAKELING OF MODERNISERING?
26 Over de beroepscode en zijn toepassing zie ook: Theo Thomassen, "Archivists between knowledge and
power. On the independence and autonomy of archival science and the archival profession." Paper presen
ted at the International Archival Conference "The destruction and reconstruction of historical memory:
Integrity and autonomy of archives", Dubrovnik, 1999, in: Arhivski Vjesnik 42 (Zagreb 1999) 149-167;
herdr. In: Lezen! Teksten over het archief. Jaarboek 2007 van de Stichting Archiefpublicaties ('s-Gravenhage
2009) 163-175. Ook: http://www.archiefschool.nl/docs/thomarch.pdf.
319