De poging van Cook om niet archivarissen en records managers maar beide beroepsprofielen van archivarissen te integreren en de evidence- en memory-bena deringen daarbij in balans te brengen kreeg in Nederland geen aandacht. De con troverse over het beroepsprofiel bleef hier onderhuids broeien en was een van de factoren die tot de ondergang van de Archiefschool zouden leiden. In 2004 stelde de Adviescommissie Opleidingen van de Archiefschool een ad hoe Commissie beroepsprofiel archivaris (CBA) in om beroeps- en competentieprofielen te ont wikkelen voor de hoger opgeleide archivaris, werkzaam bij een archiefvormende of een archiefbeherende instelling. Bij de ontwikkeling van dit model stonden de voorstanders van één geïntegreerd beroepsprofiel voor oud-archief-archivarissen en records managers tegenover degenen die twee afzonderlijke profielen bepleit ten. Uiteindelijk ontwikkelden twee commissies twee deelprofielen, de eerste van de professional werkzaam in een archiefdienst (2004) en de tweede van de profes sional werkzaam bij een archiefvormer (2007).21 De bijbehorende competenties waren toegespitst op de omgang van archivarissen en records managers met de evidence-functie van archief en nauwelijks op de herinneringsfunctie. Ze waren vooral in pragmatische en operationele termen beschreven. Dat archivarissen niet alleen producten, maar ook en vooral keuzes moeten maken, keuzes tussen gebruiksnut of gebruiksrisico bijvoorbeeld of tussen openbaarheid en privacy, kwam er niet duidelijk uit naar voren. De nadruk lag ook sterk op cognitieve competenties: competenties die te maken hebben met de gewenste beroepsattitude (zoals publieksgerichtheid of professionele auto nomie als beroepshouding) waren niet opgenomen. De institutionele segmentering van de beroepsgroep in professionals die werk zaam zijn in een archiefdienst en professionals die werkzaam zijn bij een archief vormer werd niet alleen overgenomen door de DIVA, een samenwerkingsverband van archiefdiensten, maar ook door de KVAN, de archivarissenvereniging. Ook de KVAN bleef archivarissen dus definiëren in relatie tot de instelling waar ze werken. In de toelichting op het beroepsprofiel stelde de vereniging bovendien, dat archivarissen en records managers twee loten waren aan dezelfde stam en dat ze naar elkaar zouden toegroeien en uiteindelijk zouden samensmelten. Daarna zou wellicht een volgend samengaan optreden met documentalisten en bibliothecarissen. Want het zou best zo kunnen zijn dat in een digitale omgeving elk huidig specialisme slechts een onderscheid was qua facet en niet meer qua wezen.22 Had het niet meer voor de hand gelegen als de KVAN als vereniging van beroeps beoefenaars archivarissen had gedefinieerd in termen van hun wetenschappelijke discipline? In dat geval had ze kunnen volstaan met één profiel, het profiel van de archivaris die expert is in procesgebonden informatie en die met die expertise zowel aan het evidence-karakter als aan het herinneringskarakter van archief recht kan doen, de archivaris in het oud archief, maar ook records manager zou kunnen zijn. Dat had tegelijkertijd de erkenning ingehouden van het zelfstandig bestaansrecht van de records managers die geen archivaris zijn. PROFESSIONALISERING 21 Over KVAN. Beroeps- en competentieprofielen: www.kvan.nl/overkvan.php. Competentieprofielen DIVA. Amsterdam: DIVA; Den Haag: Ministerie van Binnenlandse Zaken. (2002): http://www.divaprofielen.nl/. Zie ook de bijdrage van Thijs Laeven aan dit jaarboek. 316

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Jaarboeken Stichting Archiefpublicaties | 2010 | | pagina 318