De ontwikkeling vanuit de functie van archivaris tot een werkelijke professie zette
geleidelijk in. De Vereniging van Archivarissen in Nederland, opgericht in 1891,
speelde daarbij een belangrijke rol. Zij boog zich over de positie van de archivaris
en formuleerde opleidingseisen; via congressen en bijeenkomsten zorgde zij voor
kennisverspreiding.12 De Archiefwet 1918 bracht de ontwikkeling een forse stap
verder. In die wet werd de positie van de archivaris bij de verschillende overheids
lagen formeel vastgelegd, al werd de archivaris in de wet niet als zodanig aange
duid: daar is sprake van wetenschappelijk ambtenaren. Sindsdien zijn de
voornaamste functies in het openbaar archiefwezen gereglementeerde functies,
waarvan de toegang tot de uitoefening bij wet, tegenwoordig de Archiefwet 1995,
is geregeld.13In het licht van de wetgeving is het begrijpelijk dat de archivaris altijd
beschouwd is als degene die zich bezighield met het beheren van de archief
bescheiden die voor blijvende bewaring in aanmerking komen. Die aanduiding
komt overigens overeen met de definitie die door de International Council on
Archives (ICA) wordt gehanteerd: de archivaris houdt zich bezig met archives, niet
met records.14
Ook de archiefopleiding kreeg in de Archiefwet van 1918 formeel gestalte.
Voortaan bestond er een staatsexamen dat een archivaris diende af te leggen.
De school die het onderwijs verzorgde, werd echter in 1924 alweer opgeheven en
herleefde pas in 1955, eerst nog als onderdeel van het Algemeen Rijksarchief, later
als rijksinstelling, de Rijksarchiefschool.15 Vele jaren zou de archiefopleiding
volledig in dienst staan van het openbaar archiefwezen en daarmee eigenlijk een
bedrijfsopleiding zijn. Dit veranderde pas met de verzelfstandiging van de
Archiefschool en de overgang van de archiefopleiding naar de Universiteit en de
Hogeschool van Amsterdam in 1995.16Daarmee werd het beroep van archivaris
eindelijk volwassen. Bij die volwassenheid behoort ook een eigen beroepsethiek.
Daarin werd voorzien door het aanvaarden van de Code of Ethics van de ICA uit
1996.17
Inmiddels was in de jaren negentig ook een ontwikkeling ingezet die het beroep
van archivaris losser maakte van het openbaar archiefwezen, daarbij doel ik op de
verbreiding van het concept van het records continuum in ons land.
Het records continuum
Al in 1915 wees de Delftse gemeentearchivaris Bouricius er op, dat: "willen wij
vooruit, dan moeten wij ons ook met het ontstaan van het nieuw-archief bemoei
en, dan moeten wij het soms droge, doch ook dikwijls zeer interessante werk van
PROFESSIONALISERING
12 T.H.P.M. Thomassen, 'Kennis of macht: de paradox van een professie. De Vereniging van Archivarissen en
de kwaliteit van de beroepsuitoefening', in: Brood, Respect, 196.
13 Regeling erkenning EG-beroepskwalificaties cultuurberoepen van 11 juli 2008, nr. WJZ/32760 (4850),
geraadpleegd via www.wetten.overheid.nl/BWBR0024253 (december 2009).
14 Vgl. art. 2 van de Code of Ethics in Engelse versie, geraadpleegd via www.ica.org (december 2009).
15 J.G.J, van Booma en R.C. Hol, 'Per angusta ad augusta. In memoriam prof.dr. J.L. van der Gouw (1914-
1992)', Nederlands Archievenblad 97 (1993) 57-58; P. Horsman, 'Kennis, thee en een koekje. Het archief-
onderwijs in Nederland', Archievenblad 112 (2008) nr. 10 14-15.
16 Vgl. Besluit van 15 december 1995, houdende een tijdelijke regeling omtrent de opleiding tot en het verkrij
gen van diploma's in de archivistiek (Tijdelijk besluit opleidingen en diploma's archivistiek) Staatsblad van
het Koninkrijk der Nederlanden (1995) nr. 672 en C. Bos en J. Scheeren, Evaluatie Stichting Archiefschool.
Eindrapport. Een onderzoek in opdracht van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen
(Leiden, 2003).
278