De archivaris moet emanciperen Sinds in 1802 in ons land voor het eerst een archivaris werd benoemd, is er veel gebeurd. De archivaris ontwikkelde zich stap voor stap van een functionaris tot een professional en ontworstelde zich aan institutionele kaders. De horizon van de beroepsuitoefening verbreedde zich, niet alleen door de verspreiding van het gedachtegoed van het records continuum, maar ook door de grote aandacht sinds de jaren negentig voor het publieksbereik met een hoofdrol voor archieven als erfgoed. Heeft de archivaris daarmee zijn grenzen bereikt of zijn er nog nieuwe einders? In deze bijdrage blik ik terug op de ontwikkeling van ons beroep en kijk ik vooruit naar de nabije toekomst. Een professie krijgt gestalte Al eeuwenlang wordt archief gevormd: de Egyptenaren bewaarden papyri, de Babyloniërs kleitabletten, de Maya's hielden op stéles gegevens bij. In de middel eeuwen concipieerden vorstelijke kanselarijen niet alleen oorkonden, maar zorgden zij er ook voor dat die vervolgens bewaard werden. Stadsbesturen hadden hun klerken en secretarissen in dienst, die verordeningen noteerden, registers bijhielden, kortom die zorg droegen voor de administratie, de archivering daarbij inbegrepen. Maar ook particuliere instellingen als gast- en weeshuizen vormden archief. Stukken worden dus al eeuwen bewaard, al was dit heel lang voorname lijk ten behoeve van de administratie en om te dienen als bewijs voor rechten en privileges. Hoewel er dus altijd is gearchiveerd, wil dit niet zeggen dat wij een beroep hebben met een lange geschiedenis. Tot in een recent verleden werden archivistische taken niet door specialisten, archivarissen, uitgeoefend, maar vormden deze taken een deel van het takenpakket van de administratie. Wel traden nu en dan figuren naar voren die we als voorlopers van de latere archivarissen kunnen beschouwen. Ik denk dan bijvoorbeeld aan de Leidse secretaris Jan van Hout die rond 1600 inventarissen maakte van verschillende Leidse archiefbestanden en voorstellen deed voor het Leidse archiefbeheer,1 aan mr. Henrick van Waerdt, die FRED VAN KAN 1 Vgl. P.J. Horsman, Disordres en abuysen. Archiefvorming en archivering in Dordrecht 1200-1920 (Amsterdam, 2009) 165-166, geraadpleegd via www.dare.uva.nl/323953 (februari 2010) en F.C.J. Ketelaar, 'Jan van Houts "Registratuer"', Nederlands Archievenblad 84 (1980) 400-412. 2 C.N.W.M. Glaudemans, '125 jaar Haags GemeentearchiefJaarboek Die Haghe 2009, 13. 3 Th.P.M. Thomassen, Instrumenten van de macht. De Staten-Generaal en hun archieven 1576-1796 (Amsterdam, 2009) concept 255, geraadpleegd via www.dare.uva.nl/327196 (februari 2010). 4 H. Brugmans, 'Henrik van Wijn' in: P.J. Blok en P.G. Molhuysen (red.), Nieuw Nederlandsch Biographisch Woordenboek IV1488-1490; P.J. Horsman, F.C.J. Ketelaar en Th.P.M. Thomassen, Tekst en context van de Handleiding voor het ordenen en beschrijven van archieven van 1898 (Hilversum, 1998) XXIV-XXV; F. Keverling Buisman, 'Van Hasselts nalatenschap. Tweehonderd jaar archiefzorg in Gelderland (1802-2002)', Bijdragen en Mededelingen Gelre. Historisch Jaarboek voor Gelderland 94 (2003) 82-83. 5 Vgl. o.m. L. Seis, Een koninklijke weg ook voor Vlaanderen? Een studie naar methoden voor de ontwikke ling van functie en beroepsprofielen, K.U.Leuven, Hoger Instituut voor de Arbeid, Leuven, 1996) p. 59). 276

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Jaarboeken Stichting Archiefpublicaties | 2010 | | pagina 278