Het ontstaan van het archiefwezen, het prenatale stadium Archivarissen10 beschouwen de benoeming van Hendrik van Wijn in 1802 als archivaris van de Bataafse republiek in het algemeen als de start van het Nederlands archiefwezen. Zijn benoeming volgt op opmerkingen die Hendrik van Roijen, lid van de Eerste Kamer van het Vertegenwoordigend Lichaam (vergelijk baar met onze Tweede Kamer), anderhalf jaar eerder had gemaakt over het beperkte onderzoek naar de vaderlandse geschiedenis. Dit kwam volgens hem primair doordat de archieven niet toegankelijk waren voor onderzoekers. Hij stelde voor de charters en andere documenten van de verschillende overheden bij elkaar te brengen "ten nutte van het Bataafse Volk in het algemeen en ten dienste in het bijzonder van debeminnaren onzer vaderlandse geschiedenis".11 Van Wijn krijgt daarom de volgende drievoudige opdracht mee: "1. Om visie en inspectie te nemen van den staat, waarin zich bevinden de char ters en oude geschreve staatsstukken van dit Gemeenebest, speciaal die de tijden vóór deszelfs oprichting en het eerste tijdvak daarna betreffen, tot op het sluiten van de Munsterschen vrede; 2. Om de zoodanige onder dezelfde, welke voor de staat-, geschied- en letter kunde van ons vaderland het meest belangrijk zijn, op te spooren en af te zonderen van anderen, bij wier tegenwoordige vergetenheid weinig of niets verloren is, met dien verstande echter, dat de charters der respective voor maals geünieerde gewesten niet onder elkander zullen mogen vermengd of buiten het departement, waar dezelfde thans zijn gecustodieerd, overgebracht worden, om elders te worden geplaatst; 3. Om van de notabelste charters te maken een volledigen inventaris enzovoort."12 De benoeming van Van Wijn werd gevolgd in een aantal provincies (Gelderland, Utrecht, Zeeland en Friesland) waar mensen verantwoordelijk worden voor het beheer van de historische archieven. Zoals de benoeming13 van mr. Gerard van Hasselt tot charterbewaarder van het departementaal bestuur van Gelderland, een week na de benoeming van Van Wijn. Woelderink typeert deze periode als het prenatale stadium van het archiefwezen buiten Den Haag".14 Dit prena tale stadium duurt volgens hem tot de benoeming van de provinciale archivaris sen. De eerste provincie die hier toe overging was Gelderland, met de benoeming van I.A. Nijhoff in 1817. De laatste was Limburg in 1866. Deze benoemingen hadden een eerste stap kunnen zijn naar de vorming van een beroep, maar het duurt nog tot het eind van de 19e eeuw tot dit gebeurt. PROFESSIE 10 Zie bijvoorbeeld W.J. Formsma Gids voor de Nederlandse archieven (Bussum 1967, le druk); drs. B. Woelderink Hoofdlijnen van de geschiedenis en organisatie van het Nederlands archiefwezen (z.p., 1972, tweede bewerkte uitgave); F.J. Duparc Een eeuw strijd voor het Nederlands cultureel erfgoed ('s-Gravenhage, 1975); P. Brood red. Respectvoor de oude orde (Hilversum, 1991); J.A.M.Y. Bos-Rops, M. Bruggeman, F.C.J. Ketelaar Archiefwijzer, handleiding voor het gebruik van archieven in Nederland (Bussum, 1994, 2e herziene druk) Deze alinea's over de benoeming van Hendrik Van Wijn zijn daaruit afgeleid. 11 Bij Formsma Gids voor de Nederlandse archieven p. 23. 12 Idem p. 23-24 het gaat hier dus om de archieven tot 1648. Bij zijn nieuwe benoeming in 1814 werd dit 1795. 13 Frank Keverling Buisman Van Hasselts Nalatenschap. Tweehonderd jaar archiefzorg in Gelderland (1802-2002) p. 82-83. 14 B. Woelderink Hoofdlijnen van de geschiedenis en organisatie van het archiefwezen (z.p., 1972, tweede herziene uitgave) p. 5. Over de mate waarin het rijksarchief in Den Haag zich nog in een prenataal stadium bevindt laat Woelderink zich niet uit. 24

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Jaarboeken Stichting Archiefpublicaties | 2010 | | pagina 26