zichtbaar in sectoren: gezondheidszorg, onderwijs, cultuur. Differentiatie wil
zeggen dat een bepaalde activiteit zich afsplitst uit het geheel van arbeidsverde
ling. Er ontstaat een 'eigen' taakveld. Gekoppeld aan differentiatie is specialisatie.
De beroepsbeoefenaar ontwikkelt specialistische kennis en vaardigheden om de
taken uit te kunnen voeren. Hierdoor krijgt de beroepsbeoefenaar een min-of-
meer monopoliepositie in het arbeidsdomein. De beroepsbeoefenaar beschikt
immers als enige over de benodigde expertise om de taken goed uit te voeren.
Rondom deze taakuitvoering ontstaan vaste structuren en patronen, zoals eigen
opleidingen, eigen werkmethodes, een vereniging, een eigen jargon. Deze institu
tionalisering beschermt de individuele beroepsbeoefenaar en zorgt voor continuï
teit in de beroepsuitoefening. Beroepsverenigingen spelen hierin een belangrijke
rol. Zij realiseren de band tussen de individuele beroepsbeoefenaren, zorgen voor
opname in of uitsluiting uit de beroepsgroep. Het laatste proces in de beroeps
vorming is legitimering van het beroep en de arbeidsverdeling door de samen
leving. Hiermee bedoelt Mok het streven van de beroepsgroep naar erkenning
door andere beroepsgroepen, klanten, overheid en de samenleving in het geheel.
Of eenvoudiger gezegd: als anderen vinden dat je een zelfstandig beroep bent,
dan ben je dat dus.
Van een gevormd beroep is sprake als de verschillende processen hebben plaats
gevonden. Mok laat zich er niet over uit of deze processen opeenvolgend of paral
lel plaats vinden. Het ligt voor de hand dat differentiatie voor de andere processen
start. Zonder afgebakende en toegeëigende taken is voor de beroepsbeoefenaar
immers specialisatie niet nodig, net zo min als institutionalisering en legitime
ring. Bij het ontstaan van het beroep archivaris lopen de processen, zoals we in de
volgende paragrafen zullen zien, meer parallel dan opeenvolgend.
Een punt waar Mok geen aandacht aan besteedt is de vraag of bij beroepsvorming
vooral sprake is van een meer 'interne' stimulans, dus vanuit de beroepsbeoefena
ren voortkomend, of een meer 'externe' stimulans. Mok lijkt in zijn model uit te
gaan van de interne dynamiek binnen een groep beroepsbeoefenaren. Mensen die
bepaalde taken uitvoeren ontwikkelen daarbij specialistische kennis en vaardig
heden en organiseren zich in een beroepsvereniging en andere instituten. Marta
Dozy toont aan dat er ook een externe stimulans kan zijn. In haar onderzoek naar
het ontstaan en de ontwikkeling van het beroep opbouwwerker in Nederland con
cludeert ze dat het ministerie van Maatschappelijk werk (later CRM) sterk als
sponsor fungeerde. De steun verdwijnt in de jaren '80 als er grote beleidsverande
ringen plaats vinden. Met als gevolg de neergang van het beroep in de jaren
daarna.9 In de volgende paragrafen zullen we zien dat er ook bij de beroepsvor
ming en ontwikkeling van het beroep archivaris sprake is van zowel interne als
externe prikkels.
ERIKA HOKKE ER IS EEN ARBEIDSVERDEELING GEKOMEN
onderzoek naar het beroep opbouwwerker echter aangetoond dat de verschillende processen ook na de ont
staansfase een rol blijven spelen bij de ontwikkeling van een beroep. Zie voor haar proefschrift Marta Dozy
Het is altijd het beroep van de toekomst geweest. De beroepsontwikkeling van het opbouwwerk (Zutphen, 2008).
9 Marta Dozy Het is altijd het beroep van de toekomst geweest. De beroepsontwikkeling van het opbouwwerk
(Zutphen, 2008).
23