"Er is een arbeidsverdeeling gekomen" De ontwikkeling van het beroep archivaris in de 19e en 20e eeuw Inleiding1 Samuel Muller en Robert Fruin zijn het in het Nederlctndsch Archievenblad van 1918-1919 niet met elkaar eens. De toon van hun discussie is, zoals gewoonlijk pittig. Ditmaal is de jaarlijkse toespraak van Muller als voorzitter van de Vereniging van Archivarissen (VAN) de aanleiding. In deze toespraak (overigens voorgelezen door de secretaris wegens ziekte van Muller) betoogt Muller dat archivarissen meer tijd moeten besteden aan het wetenschappelijk werk, aan het publiceren van bronnen en historische studies. Of, in zijn woorden, "Blusch den geest niet uit: geen intelligent man van eenige beteekenis kan op den duur leven bij inventariseeren alleen!"3. De publicatie van de toespraak in het vakblad leidt tot meerdere reacties. De dis cussie richt zich op de vraag of de archivaris vooral archieven toegankelijk moet maken of ook bronnen moet publiceren en historische onderzoek moet doen. Fruin, die op dat moment vice-voorzitter is van de VAN en dus aanwezig bij de genoemde vergadering, hoort tot de respondenten. Hij reageert met "In vroeger tijden waren er inderdaad archivarissen, die de door hen beheerde archieven in de eerste plaats beschouwden als een mijn, waaruitzij bij hunne historische onder zoekingen en publicatiën konden putten: dat was de tijd der Nijhoff's en Gachard's. Wij zijn dien tijd voorbij. Er is een arbeidsverdeeling gekomen en het archiefwerk heeft zich tot een zelfstandigen tak van wetenschap ontwikkeld."4 Begin 20e eeuw is er inderdaad een kleine en zelfstandige beroepsgroep van archi varissen in Nederland met een eigen taakveld. Die taak bestaat uit het beheren, beschrijven en beschikbaar stellen van de oude overheidsarchieven, de archieven van vöör 18135. Binnen die beroepsgroep bestaan er dan al verschillende opvat tingen over de taakuitoefening. De genoemde discussie over de mate waarin een archivaris ook historisch onderzoek doet is daarvan een voorbeeld. Maar er zijn ook andere discussies, bijvoorbeeld over het acquireren, inventariseren en beheren van niet-overheidsarchieven en de mate van betrokkenheid bij de archief vormende fase. ERIKA HOKKE 1 Ik wil Hans Goutier, Eric Ketelaar, Thijs Laeven, Petra Links, Aike van der Ploeg en Hans Waalwijk hartelijk danken voor hun opmerkingen bij de eerste versie van dit artikel. 2 Nederlandsch Archievenblad (hierna NAB) 27 (1918-1919) p. 6-22; 42-46; 47; 59-61; 129-131; 180-182. S. Muller Fz. is rijksarchivaris en gemeentearchivaris in Utrecht en voorzitter van de VAN. R. Fruin is algemene rijksarchivaris en vice-voorzitter van de VAN. 3 S. Muller 'Toespraak van den Voorzitter' in: NAB 27 (1918-1919) p. 21-22. 4 R. Fruin 'Historici en archivarissen' in: NAB 27 (1918-1919) p.130. 5 De Archiefwet 1918 verplicht de overbrenging van alle archieven van voor 1813. 21

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Jaarboeken Stichting Archiefpublicaties | 2010 | | pagina 23