nerships, waarin aan niet archiverings professionals de concepten van archivering
werden uitgelegd; aan niet ICT-ers de beginselen en mogelijkheden van de infor-
matietechynologie of aan ICT-ers en archiveringsprofessionals de taken en proces
sen van de betreffende organisatie.
Dit curriculum zou de contouren kunnen vormen voor de gevraagde training.
De presentaties die Hans Scheurkogel, Thijs Laeven en ik op de bijeenkomst
gaven, kregen een vervolg in een tweedaagse workshop bij de Archiefschool in het
najaar van 2005. De twaalf deelnemers kwamen uit alle windstreken van de EU,
van Litouwen tot Griekenland en van Duitsland tot Spanje. Het oorspronkelijke
doel van de workshop was een cursus te ontwerpen, maar al spoedig bleek dat de
functies van de archivarissen van ministeries van buitenlandse zaken in de deel
nemende landen onderling sterk verschilden en dat een cursus nooit op de tradi
tionele manier zou kunnen worden ontwikkeld. Elk van de deelnemers zou in
staat moeten zijn een eigen leeragenda voor zijn of haar organisatie op te stellen.
En cursus zelf zou meer train the trainer dan directe training van medewerkers
moeten zijn. Een van de consequenties was dat het E-Term leermodel moest
worden aangepast, zonder dat overigens de structuur in vijf modules aangetast
behoefde te worden. E-term was nog sterk gericht op overdragen van kennis, veel
minder op actief leren. In de informele discussies tijdens de koffie, thee en lunch
bleek bovendien dat het woord 'training' niet goed bij de voltallige groep zou
vallen en dat er eigenlijk vooral behoefte was aan een middel om de samenwer
king in projecten - die overigens wel kennisvergaring en kennisverspreiding tot
doel hadden - op een effectieve wijze te ondersteunen. Niet alle lidstaten waren
altijd bereid en in staat een halfjaarlijkse bijeenkomst te organiseren of bij te
wonen; de uitvoering van projecten was daarom voor een belangrijk deel afhanke
lijk van andere communicatiekanalen, vooral e-mail en internet. Bij wijze van
proef zette de Archiefschool een elektronische leeromgeving in: Blackboard waarin
de gezamenlijke projecten als "cursus" waren opgezet en de deelnemers relevante
documenten konden toevoegen, gebruik maken van de discussielijsten en andere
communicatiefaciliteiten die het programma bood. In de betrekkelijk korte tijd
dat het experiment duurde, diende Blackoard meer als digitaal magazijn van
projectdocumenten, dan als platform om gezamenlijk te leren. Na het vertrek van
de initiatiefnemer bloedde het experiment langzaam dood.
Het concept
Aan de opgezette leeromgeving lag al de eerder genoemde visie ten grondslag over
lerende organisaties.2 De grondlegger van het concept van de lerende organisatie
is Peter Senge. Bij hem draait alles om vijf leerdisciplinespersoonlijke ontwikke
ling, mentale modellen, gemeenschappelijke visie, teamleren en systeemdenken.3
PROFESSIONAL
2 Over de lerende organisatie is de afgelopen jaren veel gepubliceerd en geconfereerd. Zie daarvoor de instruc
tieve portal site http://lerende-organisaties.startpagina.nl. (Laatst geraadpleegd 15 maart 2010).
3 Peter Senge, The Fifth Discipline: The Art and Practice of the Learning Organization. New York: Doubleday,
1990. Vele herdrukken.
4 Senge, Fifth Discipline, 1.
5 David A. Garvin, "Building a Learning Organization", Harvard Businsess Review on Knowledge Management.
Boston: Harvard Business School Press, 1998. Garvin beschrijft de concrete implementatie van kennis
management bij Rank Xerox.
6 Garvin, "Learning Organization", 53 ev. .Garvin baseert zich hier duidelijk op de leerstijlen van Kolb.
Zie daarvoor b.v. www.leren.nl/artikelen/2003/leerstijlen.html (laatst geraadpleegd 15 maart 2010).
168