beslissend oordeel over feitelijke omstandigheden; c. beheer, zorg, leiding of
toezicht".7 De belangrijkste bestuursorganen zijn genoemd in de Grondwet.8
Min of meer hetzelfde geldt voor het overheidsorgaan. In de Archiefwet 1918 - die
wet was in 1956 van kracht - komt het begrip niet voor, maar ondanks dat de
Archiefwet 1918 vooral betrekking had op de naar archiefbewaarplaatsen over
gebrachte bescheiden, werden ook "andere" publiekrechtelijke lichaam onder
haar werking gebracht, althans, dat staat in de Memorie van Toelichting op
artikel l.9 Het begrip "publiekrechtelijk lichaam" is in die wet, noch in de toe
lichting, verder omschreven. Vanaf 1 mei 1968 is de Archiefwet 1962 van kracht
geworden. De Archiefwet 1962 is van toepassing op "overheidsorganen". Het
begrip is weliswaar niet gedefinieerd, maar is volgens de Memorie van Toelichting
te begrijpen in de "ruimst mogelijke zin, zodat daaronder zowel de bestuurs
organen vallen, alsook die organen, commissie en personen, die een wetgevende,
recht-sprekende of adviserende taak uitoefenen".10 Bestuursorganen zijn in de
Archiefwet 1962 wel genoemd, maar niet gedefinieerd. Naast het begrip "over
heidsorganen", maakt de Archiefwet 1962 gewag van "openbare lichamen en
organen", maar zo staat in de Nota Archiefbeleid uit 1984, heeft deze wet "geen
betrekking op de archieven van de instellingen die een overheidstaak uitvoeren,
maar die een privaatrechtelijke rechtsvorm hebben".
De criteria op basis waarvan tegenwoordig kan worden vastgesteld of een
rechtsobject, een bestuursorgaan of overheidsorgaan is, heeft betrekking op de
publiekrechtelijke oprichting daarvan, dat taken en bevoegdheden voortkomen
uit enige wettelijke bepaling, dat de werkzaamheden rechtsgevolg hebben voor
de burger en/of dat de organisatie ambtenaren benoemt.11 De bewust op elkaar
afgestemde definitie in de Algemene wet bestuursrecht voor "bestuursorgaan"
en "overheidsorgaan" in de Archiefwet 1995 luidt:
"1. een orgaan van een rechtspersoon die krachtens publiekrecht is ingesteld, of
2. een ander persoon of college met enig openbaar gezag bekleed."12
De Memorie van Toelichting bij de Algemene wet bestuursrecht uit 1988 geeft
aanwijzing wat we hieronder moeten verstaan. Bestuursorganen zijn, zo de MvT
"organen die bestuurlijke taken vervullen [en daarmee] alle organen die bestuurs
handelingen verrichten [en die] tot de uitvoerende macht behoren".13
Alle onder deze definitie of omschrijving vallende organen horen daartoe, maar
vanzelfsprekend wel met inachtneming van in wetgeving of jurisprudentie
genoemde rechtsobjecten die niet als zodanig zijn aangemerkt.14
OPENBAARHEID IN JURIDISCHE PERSPECTIEF
7 Van der Grinten aangehaald bij Stellenga 'Het bestuur van het Rijk'; 'Het Rijksbestuur'.
8 Stellenga 'Het bestuur van het Rijk', p. 361.
9 Zoals afgedrukt in: J.H.W. Verzijl, Archiefwet 1918. Wet van den 17den Juni 1918, S. 378, tot regeling
van het Archiefwezen met aanteekeningen, aan de gewisselde stukken en beraadslagingen ontleend.
[Nederlandsche Staatswetten, Editie Schuurman Jordens, No. 90] (Zwolle 1918) p. 12.
In F. Hinrichs [1963-1970], F.J. Duparc [1963-1976], F.C.J. Ketelaar [1980-1993], De Archiefwet 1962.
Commentaar op de Archiefwet 1962 en daaruit voortvloeiende regelingen. (Alphen aan de Rijn, 1963, 1990)
deel 1, commentaar artikel 2, p. 17 (basistekst), is dit omschreven met de woorden dat de reikwijdte van de
Archiefwet 1918 "vooral wat het Rijk betreft, voornamelijk betrekking [had] op de naar de archiefbewaar
plaatsen overgebrachte archiefbescheiden en betrof dienovereenkomstig hoofdzakelijk slechts degenen,
die ten aanzien van deze bescheiden een taak moesten vervullen".
10 Zoals afgedrukt in: M.J. Duparc, Archiefwet 1962. [Nederlandse Staatswetten, Editie Schuurman Jordens,
No. 90, zesde druk] (Zwolle 1969) p. 10.
82