"iemands godsdienst of levensovertuiging, ras, politieke gezindheid, gezondheid, seksuele leven alsmede persoonsgegevens betreffende het lidmaatschap van een vakvereniging strafrechtelijke persoonsgegevens en persoonsgegevens over onrechtmatig of hinderlijk gedrag in verband met een opgelegd verbod naar aanleiding van dat gedrag." Artikel 36 regelt het recht op correctie van persoonsgegevens die feitelijk onjuist zijn. In de Memorie van Toelichting op de Wet bescherming persoonsgegevens wordt gesteld dat de praktijk zoals deze gebruikelijk was in de archiefbewaarplaat sen voor invoering van de WBP gehandhaafd kan blijven.9 Dit houdt in dat de gegevens niet worden verwijderd of vernietigd, maar dat de mogelijkheid wordt geboden om de eigen lezing door betrokkene te laten toevoegen. Het gaat dus om het recht van de betrokkene en nadrukkelijk niet om het recht van derden. Van groot belang voor historisch onderzoek zijn de persoonsdossiers. Sinds 2002 is er door een commissie bestaande uit vertegenwoordigers van het Instituut voor Nederlandse Geschiedenis, Nationaal Archief, Universiteit van Maastricht, Sociaal Historisch Centrum Limburg, Historische Steekproef Nederland, Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis en de KVAN nagedacht en gewerkt aan criteria voor het bewaren van persoonsdossiers.10 In de WBP is sprake van het doelbindingsprincipe van de persoonsgegevens: "Persoonsgegevens worden voor welbepaalde, uitdrukkelijk omschreven en gerechtvaardigde doeleinden verzameld." (artikel 7 WBP). De bewaartermijn staat ook in de WBP geregeld, namelijk "...niet langer bewaard in een vorm die het mogelijk maakt betrokkene te identificeren, dan noodzakelijk is voor de verwerkelijking van de doeleinden waarvoor zij worden verzameld of vervolgens worden verwerkt." (artikel 10 onder 1 WBP). Maar in artikel 10, (onder 2) staan ook de uitzonderingsgronden, namelijk voor zover het historische, statische of wetenschappelijke doeleinden betreft. In andere wettelijke regelingen is vastgelegd dat voor bepaalde soorten persoonsdossiers een bewaarplicht geldt; dat betreft dan met name de Burgerlijke Stand, het Kadasterregister en bepaalde dossiers van de rechterlijke macht. Na de LiRo-affaire bleek dat eigenlijk het gros van persoonsdossiers met betrek king tot de Tweede Wereldoorlog vernietigd zou moeten worden.11 Dit is niet gebeurd omdat nog juist op tijd werd ingezien dat de cultuur-historische waarde van dergelijke persoonsdossiers van enorm belang is. In het archiefbesluit is onder artikel 5e opgenomen dat neerslag van het handelen van personen en/of gebeurtenissen die van bijzonder cultureel of maatschap pelijk belang zijn (geweest) uitgesloten kunnen worden van vernietiging. Wet openbaarheid van bestuur (WOB) De Wet openbaarheid van bestuur is niet van toepassing op overgebrachte archiefbescheiden, zo is de algemene indruk. Immers de informatie die deze archiefbescheiden bevatten was al openbaar nog voordat de archiefbestanddelen werden overgedragen aan een archiefbewaarplaats. Datgene dat voor de over- OPENBAARHEID IN JURIDISCHE PERSPECTIEF 9 Kamerstukken II1997/98, 25 892, nr. 3, p. 44. 10 Tijdelijke commissie nota persoonsdossier, Persoonsdossierseen geval apartikel Nota opgesteld in opdracht van het Instituut voor Nederlandse Geschiedenis en het Nationaal Archief (Den Haag 2006). 11 Henny van Schie, 'Joodse tegoeden en archieven. Context in de praktijk', in: P.J. Horsman, F.C.J. Ketelaar, T.H.P.M. Thomassen, Context: Interpretatiekaders in de archivistiek ('s-Gravenhage 2000) p. 257-273. 12 Situatieschets op 24 maart 2006. 52

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Jaarboeken Stichting Archiefpublicaties | 2006 | | pagina 54