In 1995 dacht Eric Ketelaar nog dat de verkorting van de overbrengingstermijn en de daarvan te verwachten grotere hoeveel beperkingen van de openbaarheid tot een groter aantal procedures zou leiden. Ook dat is niet het geval. Toch zou het ter verduidelijking van sommige zaken wel goed zijn als er wel geprocedeerd zou worden. In het verleden is hierdoor toch duidelijkheid gescha pen op bepaalde punten. Voorbeelden zijn: de King-Kong-uitspraak, waarbij werd vastgesteld dat privacy alleen ziet op levende personen, niet op overleden personen of nabestaanden;6 het Moederheil-arrest, waarbij de Archiefwet werd getoetst aan artikel 8 van het EVRM (de bescherming van de persoonlijke levenssfeer - het belang van een kind om te weten wie zijn ouders zijn - weegt zwaarder dan het belang van de persoonlijke levenssfeer van de ouders);7 uitspraak van de Nationale Ombudsman in 1998 met betrekking tot de WOB over bouwdossiers die nog bij de gemeente Enschede lagen. Voor het opzoeken van een dossier wilde de gemeente dertig gulden in rekening brengen aan leges. De ombudsman stelde degene die daarover geklaagd had in het gelijk: de gemeente mocht geen legeskosten berekenen voor de inzage.8 De praktijk Tot slot nog een paar opmerkingen uit de praktijk. De archivaris verdedigt doorgaans zo groot mogelijke openbaarheid en zal proberen zo weinig mogelijk beperkende bepalingen in huis te halen. Als dat lukt is de archivaris tevreden maar soms gaat die openbaarheid een bezoeker te ver. Dat overkwam het Rijksarchief in Noord-Brabant9 toen iemand liet weten dat hij het ongepast vond dat het archief van het Armbestuur tot 1965 openbaar is, terwijl hij daarin zomaar gegevens over ouders van dorpsgenoten kon vinden (voor de duidelijk heid: niet vallend onder de WBP). Dit geeft misschien ook wel aan dat privacy in een dorp, waar zeker de oudere bevolking elkaar nog allemaal kent, anders kan worden gewaardeerd dan in een grote stad. Een ander punt: bij particuliere archieven gelden niet de regels van de Archiefwet. In het algemeen zal de archivaris streven naar een ruime openbaarheid. Nu bleek bij het Rijksarchief in Noord-Brabant, maar het zal op meer plaatsen zijn gebeurd, dat in het verleden bij particuliere archieven vaak ten aanzien van de beperkende bepalingen in de akte werd opgenomen: 'overeenkomstig het in de Archiefwet bepaalde' en dat had dan betrekking op de termijn van vijftig jaar in de AW 1962. In dit specifieke geval wilde iemand een dossier inzien waarin stukken zaten over de periode 1920-1960. Naar de regels van nu al lang openbaar, maar niet volgens de akte. In dit geval was toestemming nodig van de schenker. Na overleg met de schenker is de termijn teruggebracht tot twintig jaar. Maar zo zullen er ongetwij feld in veel archiefbewaarplaatsen van dit soort beperkende bepalingen zijn. Een pleidooi om de akten daar zo nu en dan eens na te lopen is al eerder gedaan, maar het kan denk ik geen kwaad dat hier nog eens te herhalen. In het algemeen kan denk ik ook geconstateerd worden dat er enige koud watervrees is geweest, met name ten aanzien van oorlogsarchieven. Die zijn 31 GINEKE VAN DER REE-SCHOLTENS OPENBAARHEID EN ARCHIEVEN 6 ARRvS 2 januari 1986, AB Rechtspraak Bestuursrecht (1986) p. 216. 7 HR 15 april 1994, Nederlandse Jurisprudentie (1994) p. 608. 8 Nationale Ombudsman, Rapport 1998/440 (14 oktober 1998). 9 Per 1 januari 2005 door fusie met het Streekarchief Langs Aa en Dommel en het Streekarchief Brabant-Noordoost opgegaan in het Brabants Historisch Informatie Centrum.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Jaarboeken Stichting Archiefpublicaties | 2006 | | pagina 33