maanden in de openbaarheid komt, kan een politicus er eerder toe brengen iets
van belang aan het papier toe te vertrouwen. Voor een dergelijke periode van
geheimhouding kunnen bovendien niet alleen - op zich best discutabele -
particulier-politieke redenen bestaan, maar ook algemene van staatsbelang.
Daarbij gaat het vooral om zaken die direct de staatsveiligheid raken. Dat niet
iedereen in het Nationaal Archief meteen vandaag al het jongste aanvalsplan van
generaal Berlijn voor Uruzgan kan inzien, lijkt mij legitiem, en dat geldt ook voor
de wijze waarop de basis in Woensdrecht is beveiligd. Voorlopig zullen we het dus
op dat vlak nog moeten doen met de Grebbelinie, de tocht naar Chatham en het
Turfschip van Breda, juist omdat zij inmiddels vrijwel elke relevantie voor het
hedendaagse krijgsbedrijf ontberen en anderen er dus maar vrij weinig meer van
kunnen leren dat voor onze huidige veiligheid gevaarlijk is.
Die geslotenheid van de archieven beperkt dus ook onvermijdelijk de openbaar
heid van bestuur. En hoe jammer dat ook voor de nieuwsgierige vorserswereld is,
uiteindelijk is dat, over enige generaties bekeken, toch ook wel in haar eigen
belang, wil zij er straks nog iets interessants kunnen vinden. In zulke gevallen
geldt namelijk: beter nu geheim, maar goed gedocumenteerd voor later, dan nu
officieel openbaar, maar straks van alle echte informatie ontbloot.
THOMAS H. VON DER DUNK DE ONMOGELIJKE OPENBAARHEID VAN HET VERLEDEN
25