misschien het zicht op zowel de feitelijke totstandkoming van die koers als de praktische uitwerking van het beleid in de samenleving verliest? Hoe zit het bovendien met doublures, stukken die elders ook te vinden zijn? De samenstelling van een archief kan even veelzeggend zijn als de inhoud van de afzonderlijke stukken - een kwestie die nu speelt bij de Tweede Kamer, die zijn zolders ontruimen wil. Hoe weten we, als dat gebeurt, straks nog wat de Kamer anno 1850 wist of tenminste weten kon? Behoud van alleen de zelf geproduceerde archivalia geeft zo straks van de werkzaamheden van het parlement een heel scheef beeld. Alsof men daar nooit een buitenlandse krant las (en misschien in de marge van aantekeningen voorzag) en daar de discussies in Parijs, Londen en Berlijn over de troebelen op de Balkan, de schuldvraag van de Eerste Wereldoorlog of de afschaffing van de slavernij niet werden gevolgd. Selectie door de archivaris betekent dus tevens verminderde openbaarheid, omdat hij dan immers bepaalt wat de onderzoeker nog te zien krijgen kan. Maar niet-selecteren kan evengoed daadwerkelijke openbaarheid belemmeren, doordat de onderzoeker - wiens levensduur ook niet onbeperkt is - mogelijk anders in de omvang van het materiaal verdrinkt en nooit meer het meest essentiële vindt. Wie immers een staatsgeheim echt goed en voor altijd wil verstoppen, berge het het beste op in een kilometers lang ongeordend archief. Men moet immers over wel zeer veel taai zit- en zoekvlees beschikken, om niet na enige dagen het speuren naar de speld in zo'n onafgegraven hooiberg op te geven. Het mijne is althans zeer beperkt. Ook geen hedendaagse wetenschappelijke financierinstelling beschikt, om dat aan zijn onderzoekers toe te kunnen laten, over voldoende geld en geduld. Een omgekeerd praktisch probleem komt ook steeds vaker voor: dat we misschien enerzijds te veel hebben, maar anderzijds ook te weinig. De verschriftelijking van onze cultuur loopt immers weer gestaag achteruit. Begin negentiende eeuw liep vrijwel alle ambtelijke verkeer schriftelijk via de post; zelfs als twee functionaris sen maar een paar kamers van elkaar verwijderd waren, ging vaak een briefje heen en weer. Stappen in het beleidsproces zijn zo goed te volgen. Maar vandaag zijn wij in een bepaald opzicht weer terug in de dagen van Jan zonder Land: instructies worden elkaar opnieuw steeds vaker zonder blijvende papieren weer gave toegeschreeuwd, ook al gaat dat nu niet meer van paard tot paard van koning tot knecht, maar via e-mail, SMS en telefoon. Zo vallen er nogal wat leemtes in onze kennis van wat ergens besproken is. Verslaglegging op band of video kent op den duur niet alleen problemen van behoud - de vergankelijkheid van geluids- en beelddragers - maar ook van presentatie: snel in onbruik geraakte techniek, zoals iedereen weet die indertijd bij de aanschaf van de videorecorder niét op VHS als winnaar in de concurrentieslag heeft gegokt. Maar er duiken ook wel regelmatige principiële hobbels op. De eerste is die van de privacy: in hoeverre en wanneer zijn personeels-, patiënten- en delinquenten dossiers openbaar? Tenslotte kan een bestuursorgaan wel allerlei mooie algemene wetten en regels vervaardigen, maar om die volledig op waarde te schatten is het niet alleen van belang om de algemene gevolgtrekkingen die bestuurders inzake een bepaalde kwestie maakten te weten, of alleen hun onderlinge discussies die tot een bepaald besluit of beleid voerden te reconstrueren. Ten eerste zijn ook HET CONCEPT VAN OPENBAARHEID 22

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Jaarboeken Stichting Archiefpublicaties | 2006 | | pagina 24