Hier hebben we eindelijk eens een man naar uw hart! Die reisde niet meer in
het wildeweg rond, maar sloot zich op in het Escorial. Hij mag misschien gelden
als Europa's eerste echte opperbureaucraat met een omvangrijke ambtelijke
organisatie. Laat uw papieren tot mij komen! In het Escorial was daarvoor, zoals
iedereen beseft die er wel eens geweest is, voorlopig nog ruimte genoeg.
En inderdaad: de tijd van de verslagen en rapporten vangt hier aan. De vroeg
moderne monarchie verwordt tot een vroegmoderne bureaucratie, en daarmee
komt er voor u op termijn werk aan de winkel: met elk nieuw decennium dijen
de overheidsarchieven verder uit.
De koning vecht niet meer, maar leest, en leest en leest. Als hij alles wil beslissen,
moet hij alles weten. En er valt, naarmate de staat haar tentakels met het
voortschrijden van de tijd steeds verder uitstrekt, steeds meer te weten en dus te
lezen. In de achttiende eeuw komen de enquêtes en statistieken, in de negen
tiende volgen het kadaster en de burgerlijke stand. Onderwijs wordt een
staatszaak, volksgezondheid, handel en nijverheid eveneens. Een blik in het
archief van de Staatssecretarie in het Nationaal Archief leert dat koning Willem I
per dag een stapel brieven van soms wel een halve meter hoogte las en dicteerde,
hij werkte van 's ochtends vroeg tot 's avonds laat. Over elk detail wilde hij zelf
oordelen en dus liep hij voortdurend achter. Vooral in tijd van crisis, zoals bij de
Belgische Opstand in 1830, toen snel besluiten en snel optreden geboden was en
het dus op tijdmanagement aankwam, ging dat mis. We hebben dan ook België
verloren, omdat Willem I keer op keer nog met de post van vorige week bezig was.
Zo'n koning kon het dus duidelijk niet alleen meer af, hij heeft steeds meer
assistentie nodig, en dat betekent dat zijn ambtenarenapparaat qua omvang
explodeert. Het Nederlandse Ministerie van Justitie begon in 1813, bij de aftocht
van de Fransen, met welgeteld twaalf ambtenaren. Intussen zijn het er wat meer.
Delegeren werd dus steeds noodzakelijker. Willem II trok na de abdicatie van
Willem I de logische conclusie uit diens falen, en ging gewoon paardrijden op de
hei. Staatszaken werden vanaf Thorbeckes Grondwet ook sowieso niet meer
allereerst zijn probleem.
We zitten daarmee inmiddels midden in de negentiende eeuw, en hebben de
Verlichting achter ons. Die heeft de rede, en daarmee de zelfstandig denkende
burger op de troon gezet: de godssouvereiniteit, waarbij de koning zich slechts
door God liet souffleren en dankzij dit intensieve overleg met de Voorzienigheid
wist wat goed voor ons was, heeft plaats gemaakt voor de volkssouvereiniteit:
sinds bij de onthoofding van Lodewijk XVI gebleken was dat ook uit vorstelijke
nekken gewoon rood en geen blauw bloed spuit, is zelfs een gekroond hoofd
een ordinair sterfelijk mens, net als u en ik.
Niets deemoedige onderdaan, die nog langer passief afwacht wat er nu weer
hoogboven wordt beschikt: als woord bestond 'inspraak' nog niet, maar het idee
was er voortaan, ook al bleef dat in de negentiende eeuw tot een - zich wel met
elke kiesrechtuitbreiding verder verbredende - bovenlaag van de bevolking
beperkt, wier vertegenwoordigers in de nieuwe nationale parlementen het woord
in het openbaar geenszins schuwden. Besturen was nu geen eenmanszaak meer
voor een vorst die niemand verantwoording schuldig was, maar werd steeds
HET CONCEPT VAN OPENBAARHEID
20