uitbreken van de oorlog) en 24 april 1915, het 'gedocumenteerde' begin van de moorden22, al gevallen van vooropgezette actie tegen Armeniërs bekend zijn. Het besluit tot de 'verhuizing' van de Armeniërs, zoals dat in de oudste bronnen officieel heet, is genomen door het 'Jong-Turkse' of 'Unionistisch driemanschap bestaande uit Mehmet Talat Bey [later Talat Pasa], Ismail Enver Pasa en Ahmed Jemal [Kemal] Pasa, dat in 1913 in het Osmaanse rijk een staatsgreep had gepleegd. Het besluit is genomen tijdens een vergadering op 6 augustus 1910 voorafgaand aan het jaarlijkse congres het 'Comité voor eenheid en vooruitgang' - de Jong-Turkse of Unionistische beweging - van 31 oktober tot 13 november 1910 in Saloniki.23 Een 'besluit' waarvan geen schriftelijk bewijs bestaat.24 Voor zover bekend zijn er geen contemporaine bronnen op basis waarvan kan worden aangetoond dat er doelgerichte besluitvorming ten grondslag ligt aan het (systematisch uit)moorden van Armeniërs.25 Dit kan het gevolg zijn van gerap porteerde archiefvernietiging in de jaren 1918 -191926 of vermeende archief vernietiging in de jaren 19 80.27 Ook kan het zijn dat er geen contemporaine schriftelijke primaire bronnen zijn, omdat de 'besluitvorming' geen schriftelijke neerslag kent. Dit is vanzelfsprekend iets anders dan de stellingname, dat, omdat er geen schriftelijk bewijs is voor de 'verhuizing', het besluit ook niet zou zijn genomen.28 Interessant is dat het "geheime" bevel tot de 'verplaatsing' van de Armeniërs, feitelijk alleen uit secundaire bronnen bekend, namelijk de getuigenverklaringen (van betrokkenen) tijdens de processen die na de Eerste Wereldoorlog hebben plaatsgevonden. Echter niet in de getuigenverklaringen van de drie leiders van de Unionisten, want die zijn er niet; het illustere drietal is direct na het einde van de Eerste Wereldoorlog gevlucht.29 Het 'jodenprobleem' en de Shoah Volgens sommige historici zou er voor de uitroeiing van de joden geen algemeen geldend bevel door een 'architect' in strikte zin zijn genomen. De 'maatregelen' zouden bijna 'spontaan' bij nazi-kopstukken zijn komen opborrelen en bovendien HOEZO OPENBAARHEID 22 Taner Akcam, A Shameful Act. The Armenian Genocide and the Question of Turkish Responsibility. [Vertaald door Paul Bessemer] (New York 2006 [1999]) p. 129. 23 Vahakn N. Dadrian, The History of the Armenian Genocide: Ethnic Conflict from the Balkans to Anatolia to the Caucasus (Oxford and New York 20036 [1995]) p. 179, 180; Vahakn N. Dadrian Warrant for Genocide: Key Elements of Turko-Armenian Conflict (New Jersey 2003) p. 1, 2, 101; Akcam, A Shameful Act., p. 75, 76. 24 Akcam, Shameful Act p. 77, 78. 25 Ibidem, p. 4. 26 Ibidem, p. 7, 93, 193-194, Taner Akcam, 'Cleansing of Archives', Radikal, 26 december 2004, op www.ermeni.org/english/cleansingarchives.htm (geraadpleegd op 28 mei 2007) 27 Of die archiefvernietiging daadwerkelijk heeft plaatsgevonden, daarvoor is het hier niet de plaats om verder op in te gaan. In de (Turkse) media leidde dit onderwerp bij beide zijden tot heftige reactie.. Zie: Ergun Kirlikovali, 'Turkish state archives are open: scholars from 80 countries have already conducted studies there since 2003', Turkla-Los Angelesta Yasayan Turklerin Portali, 22 mei 2007, en de vele reacties op dit artikel. www.turkla.com/yazar.php?yid=4 (geraadpleegd op 28 mei 2007). 28 Ara Sarafian, 'The Ottoman Archives Debate and the Armenian Genocide', Armenian Forum 2 (1999) p. 35-44 aldaar p. 37. 29 Akcam, Shameful Act., p. 217. 30 Richard L. Rubenstein, John, K. Roth, Approaches to Auschwitz. The Holocaust and its legacy. Revised Edition (Louisville and London 2003) p. 186 e.v. Vergelijk bijvoorbeeld het werk van de Duitse historici Hans Mommsen en in zijn navolging Martin Broszat en Götz Aly van voor het verschijnen van Gerlachs artikel in Werkstatt Geschichte. 206

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Jaarboeken Stichting Archiefpublicaties | 2006 | | pagina 208