Tegen een vergoeding verrichtte de India Office zelfs onderzoek voor mensen die op zoek waren naar genealogische gegevens uit India. In 1947 en 1948 werden India, Pakistan en Birma onafhankelijke staten. Na de onafhankelijkheid werd in 1958 het gehele archief van de EIC beschouwd als publieke archiefstukken onder de Public Records Act. Stukken ouder dan vijftig jaar werden openbaar. In 1967 werd deze openbaarheidbeperking teruggebracht naar dertig jaar. De EIC documenten bij de India Office en de India Office bibliotheek zijn in 1968 overgebracht naar de Foreign and Commonwealth Office en in 1982 overgebracht naar de British Library, waar zij nu toegankelijk zijn voor het publiek. Conclusie In hoeverre heerste tussen 1600 en 1850 rond de archieven van de VOC en de EIC een cultuur van geheimhouding en welke gevolgen heeft geheimhouding gehad voor het behoud en de toegankelijkheid van de archieven? Al vanaf haar oprichting en tot haar opheffing handhaafde de VOC strikte geheimhouding van haar activiteiten en documenten. De EIC vertoont vergeleken met de VOC eerder een omgekeerde ontwikkeling van geheimhouding tussen de zeventiende en de negentiende eeuw. Groot-Brittannië ontwikkelde zich tot een wereldmacht die van niet veel landen te vrezen had. De EIC had geen buiten landers in dienst, de compagnie bleef een strikt Engelse aangelegenheid. Pas in 1756 bij de strijd met de Bengalen in India vond bij de EIC een omslag plaats naar striktere geheimhouding. De Britten moesten overgaan op geheime onderhan delingen en het bijhouden van een geheim archief, zodat politieke en militaire beslissingen niet bekend zouden worden. De fysieke toegankelijkheid en openbaarheid van de archieven was zowel bij de VOC als bij de EIC slecht. Archieven bleven vaak ongeordend en veel documenten gingen verloren door onzorgvuldig beheer: stukken werden niet teruggeplaatst, werden gestolen of vernietigd. De activiteiten van de EIC waren in Engeland wat beter bekend, omdat de geheim houding nog niet strikt gehandhaafd werd. Zo is in 1625 al door Samuel Purchas een compilatie van reisverslagen van EIC vloten gepubliceerd. De Heren Zeventien van de VOC gaven in 1693 aan advocaat Pieter van Dam de opdracht om een Beschrijvinghe van de Oostindische Compagnie te maken. Dit boekwerk werd echter alleen intern geraadpleegd en pas in 1927 is het werk gepubliceerd. Na de liquidatie van beide compagnies leidde een gebrek aan interesse in economische geschiedenis en de onbekendheid van het bestaan van de archieven, tot het vernietigen van grote delen van de archieven. Na het opheffen van de VOC raakte de Republiek al snel een groot deel van haar koloniën kwijt aan de Britten. Behalve de documenten van de nog lopende zaken als het afhandelen van salarisuitbetalingen, werd de rest van het archief van de VOC onbelangrijk geacht. Een aantal opruimrondes hebben plaatsgevonden. Het Ministerie van Koloniën heeft bijvoorbeeld in 1821/22 een groot deel bij opbod verkocht als oud papier. Als Nederland in de tweede helft van de negentiende eeuw weer de macht krijgt over Indië, krijgt het publiek meer interesse voor de VOC. De overgebleven archieven worden in 1856 ondergebracht bij het Rijksarchief, waar het een open bare status kreeg. MARIEKE KROONEN DE GEHEIME ARCHIEVEN VAN DE VERENIGDE OOST-INDISCHE COMPAGNIE EN DE EAST INDIA COMPANY 197

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Jaarboeken Stichting Archiefpublicaties | 2006 | | pagina 199