De onmogelijke openbaarheid
van het verleden1
Hoe openbaar kan het verleden zijn? Hoe openbaar zijn de archieven van dat, wat
wij in de wandelgangen betitelen als 'het openbaar bestuur'? Tegenwoordig vormt
dat immers officieel in democratieën de morele, principiële grondslag van de
overheid: de openbaarheid van haar bestuur. De burger heeft er als kiezer recht
op om te kunnen controleren wat de overheid, die aan hem zijn gezag - want
gedelegeerde - macht ontleent, uit zijn naam ten zijnen bate zoal uitspookt.
En zeker sinds de revolte van - ja, laten we die naam dan nog maar voor één keer
noemen - Fortuyn lijkt openbaarheid de eerste ministerplicht. Weg met de
achterkamertjes die het daglicht niet kunnen velen! Besluiten dienen in alle
openbaarheid genomen te worden, en het liefst formeert heel Hilversum bij kabi
netsformaties mee. Referenda moeten de burger het idee geven dat hij zelf een
beslissende stem in het kapittel heeft: nee, wij hebben niets te verbergen, alles wat
wij doen is openbaar. Een parlement dat in beslotenheid vergadert, een minister
die achter de schermen beslist of misschien al besloten heeft: dat is met onze
openbare opvatting van bestuur in strijd. En wat voor het heden geldt, geldt ook
voor het verleden: iedere burger heeft het recht om later alsnog te weten waarom
zus of zo is beslist, dus inzage in de stukken graag! Overheidsarchieven zijn dan
ook in beginsel na verloop van tijd openbaar, en er moeten zwaarwegende
redenen zijn - op het terrein van staatsveiligheid of privacy - om zulke inzage
langdurig te weigeren.
Dat is niet altijd zo geweest, die morele noodzaak tot verantwoording op het
moment zelf of achteraf. Openbaarheid van bestuur en openbaarheid van
archieven vergen allereerst twee dingen: dat er een bestuur is en dat er archieven
zijn. En vervolgens, dat dat bestuur zich op een of andere wijze als iets openbaars,
iets publieks beschouwt, dat dan ook publieke verantwoording schuldig is. Ook
dat is niet altijd vanzelfsprekend geweest. Archiefvorming was in vroeger eeuwen
vrij beperkt. Het begon in Nederland zeven-, achthonderd jaar geleden op locaal
niveau vaak met wat oorkondes vol stadsrechten, die op een veilige brandvrije
plaats werden opgeborgen, en alleen als de nood aan de man was - als die stads
rechten door een grijpgrage graaf werden bedreigd - tevoorschijn werden gehaald.
Daarbij kwamen dan wat stedelijke keuren, die voor de stedelijke ingezetenen
bepaalden wat mocht en wat niet, vaak een eerste aanzet tot milieubeleid - "gij
zult bij het scheiden van de markt uw resterende rotte vis niet zomaar in de gracht
smijten", en dat soort nuttige dingen, waaraan ook toen reeds menig energiek
ondernemer uit bedrijfseconomische overwegingen geen boodschap had.
16
THOMAS H. VON DER DUNK
1 Tekst van de lezing uitgesproken tijdens de KVAN studiedag 'Archieven en maatschappij'op 30 mei 2007
in Musis Sacrum te Arnhem.