In 1903 werd de openbaarheid van archieven weliswaar enigszins verruimd maar bij de Archiefwet van 1918 werd een algemene regeling voor openbaarheid van kracht waarbij, afgezien van enkele beperkingen, het wel degelijk een recht was om alle naar archiefbewaarplaatsen overgebrachte archieven kosteloos te mogen raadplegen. Bij de Archiefwetten van 1962 en 1995 zijn de voor de openbaarheid zo belang rijke regelingen ongewijzigd gebleven. Toen met ingang van die laatste wet de overbrengingstermijn van archieven van vijftig naar twintig jaar werd gebracht, kregen de openbaarheidsbepalingen extra gewicht, omdat nu na twintig jaar al historische reconstructies van overheidshandelen konden worden vervaardigd. In deze bundel is gepoogd verschillende aspecten van de openbaarheid te belich ten. Vier hoofdstukken met artikelen worden gepresenteerd, die respectievelijk handelen over het concept van openbaarheid, openbaarheid in juridisch perspec tief, openbaarheid in de praktijk en de principevraag: Hoezo...openbaarheid? In 'Het concept van openbaarheid' gaan drie auteurs in op wat openbaarheid in verleden en heden heeft betekend. Belicht wordt onder meer tot welke precaire situaties de wens van burgers 'om te weten' wat de overheid over hen heeft verzameld, heeft geleid. Hierbij is de openbaarmaking van de archieven van de Oost-Duitse Stasi-dienst een mooi voorbeeld. In het tweede hoofdstuk staat het juridische perspectief van de openbaarheid centraal. Uitvoerig wordt de jurisprudentie belicht die is ontstaan naar aanleiding van verzoeken om inzage in beperkt-openbare archieven. Hebben kinderen altijd het recht hun biologische ouders te kennen of weegt de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van die ouders zwaarder? Daarnaast wordt aandacht geschonken aan bijvoorbeeld de King-Kong-affaire, het conflict tussen Louis van Gasteren en Pamela van Hemelrijk over de rol van de eerste in de Tweede Wereldoorlog en de uitspraak van de rechter dat een buitenvervolgingstelling niet automatisch betekent dat een verdachte onschuldig is. Uitvoerig wordt ook ingegaan op het 'relatieve karakter van de absolute uitzon deringsgrond "eenheid van de Kroon'" en de vraag of archieven, zoals het Koninklijk Huisarchief, die direct betrekking hebben op het functioneren van leden van het Koningshuis, nu wel of niet moeten kunnen worden ingezien. De bijdragen in het derde hoofdstuk willen de dagelijkse praktijk van de omgang met beperkt-openbare archieven tonen. Telkens moet een afweging worden gemaakt tussen de bescherming van de levenssfeer van personen en de belangen van het archiefonderzoek en de geschiedschrijving. Zo wordt in een artikel een vergelijking getrokken tussen de wijze van beschikbaarstelling van de beperkt- openbare archieven van de Bijzondere Rechtspleging bij het Nationaal Archief in Den Haag en het archief van de gemeentelijke Sociale Dienst van Amsterdam. Ingegaan wordt ook op de vraag of de archieven van geheime diensten in alle gevallen gesloten zijn of toch ook wel degelijk openbaar kunnen zijn. n

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Jaarboeken Stichting Archiefpublicaties | 2006 | | pagina 13