Duidelijk is dat er door het archief een afweging is gemaakt tussen menselijkheid
(of, om met Keiman te spreken, 'menselijke waardigheid') en de betrouwbaarheid
van het archief.49 De beoordeling van 'menselijke waardigheid' is echter subjec
tief. Het op deze manier aan het licht komen van een schokkende familiegeschie
denis kan immers indruisen tegen een gevoel van menselijke waardigheid bij de
archivaris, maar het onthouden van informatie kan deze waardigheid net zo veel
aantasten. De verzoekster is immers niet gekend in de beslissing om de gevonden
(niet-leuke) informatie achter te houden. Het probleem ligt dan ook bij de vraag
wie over dit soort kwesties mag (of moet) beslissen. Hoewel er in deze kwestie een
moeilijke afweging moest worden gemaakt en de genomen beslissing te begrijpen
is, had de keuze om dit dossier in te zien mijns inziens bij de familieleden moeten
liggen, en niet bij de archivaris.
Conclusie
Uit de beslissingspraktijk van de archivaris met betrekking tot de openbaarheid
van de hier onderzochte archieven, blijkt dat het overgrote deel van de besluiten
tot inzage in niet-openbaar archiefmateriaal aan de hand van standaard
procedures worden genomen. Hoewel de procedure bij het Nationaal Archief iets
afwijkt van die van het Stadsarchief, blijkt dat er in de praktijk alleen inzage in
deze niet-openbare archieven wordt gegeven als de persoon op wiens naam het
dossier gesteld is overleden is, er door betrokkenen toestemming wordt verleend,
of als er wetenschappelijk onderzoek wordt verricht. Door deze standaard
procedure en de gegeven voorlichting richting de verzoekers, zijn de genomen
besluiten dan ook bijna altijd positief. Dit blijkt bijvoorbeeld uit de genomen
besluiten bij het Stadsarchief. Met betrekking tot de door mij onderzochte
archieven is verder gebleken dat deze vooral worden geraadpleegd door mensen
die daar een persoonlijk belang bij hebben. Vaak zijn geïnteresseerden 'kinderen
van' of andere verwanten van de persoon op wiens naam het dossier is gesteld.
Vooral bij de raadpleging van het CABR blijkt dat emoties hierbij hoog op
kunnen lopen.
'Grijs gebied' in de beslissingspraktijk van de archivaris is vooral te ontdekken bij
enkele 'ethische kwesties.' Ten eerste wordt de archivaris, die moet handelen
binnen de grenzen van de wetgeving, soms geconfronteerd met nieuwe juris
prudentie. Deze jurisprudentie kan een bres slaan in de tot dan toe gehanteerde
procedures met betrekking tot niet-openbare archiefstukken. Het Valkenhorst
arrest uit 1994 is hier een goed voorbeeld van. Naast nieuwe jurisprudentie kan
ook een gevoel van menselijkheid, of 'menselijke waardigheid', een grote rol
spelen in de beslissingspraktijk van de archivaris. Met betrekking tot het CABR
komt dit terug in gevallen waar een volwassen geworden 'kind van' onder
psychiatrische behandeling staat en inzage van essentieel belang is voor het
genezingsproces. In deze kwesties zijn door het Nationaal Archief de grenzen van
de wetgeving duidelijk opgezocht. Ook het Stadsarchief handelt soms met het
oog op dit gevoel van menselijkheid. Uit een specifiek geval is duidelijk geworden
dat de archivaris soms genoodzaakt is om moeilijke ethische keuzes te maken.
OPENBAARHEID IN DE PRAKTIJK
49 De relatie tussen archivaris en betrouwbaarheid wordt onder andere beschreven door Hurley. Zie: C. Hurley,
'Recordkeeping and accountability', in: S. McKemmish, e.a. (red.) Archives: recordkeeping in society
(Wagga Wagga 2005) p. 223-253.
118