verdeling naar de staatssecretaris. Daarop verscheen in maart 1998 een advies van de Raad voor Cultuur onder de hoofdtitel Audiovisuele Collectie Nederland. En hoewel het werkterrein nooit officieel tot het Deltaplan-programma heeft behoord, ademde dit advies toch duidelijk de geest van dat plan. De Raad stelde direct al vast dat er tot dan toe geen structureel en samenhangend beleid was ontwikkeld voor een Audiovisuele Collectie Nederland, zoals voor de andere cultureel-erfgoedsectoren inmiddels wel het geval was. Hij adviseerde de staats secretaris daarom 'nu ook voor het audiovisuele deel van het cultureel erfgoed een voorziening te treffen die het mogelijk maakt de achterstanden weg te werken en consistent collectiebeleid te ontwikkelen'.6 Vlak daarna, in juni van dat jaar, werd het startsein gegeven voor een te houden nationale inventarisatie van audiovisuele collecties en hun conserveringsachterstanden. Deze werd uitge voerd door het NAA maar in nauwe samenwerking met instellingen die op het onderhavige terrein de twaalf provincies in Nederland konden vertegenwoordi gen. Op die manier werden naast de twee nationale instellingen ook de zogehe ten 'verspreide collecties' bij het onderzoek betrokken. De resultaten werden in september 1999 gepresenteerd.7 Hiermee ontstond voor het eerst, en net als in de andere erfgoedsectoren, een overzicht van wat de Audiovisuele Collectie Nederland behelsde, voorzien van een raming van de conserveringsachter standen in de verschillende soorten collecties. Inhaalslag Ray Edmondson, de onvermoeibare wegbereider van een professionele audio visuele archivering, stelt in zijn essay Audiovisual Archiving: Philosophy and Principles dat het verkrijgen van formele erkenning van een vakgebied door over heid, industrie en academische wereld een belangrijke graadmeter is voor zijn volwassenheid.8 Voor Nederland betekende de oprichting van het NAA en opname van het audiovisuele erfgoed in het bredere geheel van het nationale cul tuurbehoud de laatste stappen in de voltooiing van de emancipatie van de audio visuele archivering. Sinds de jaren tachtig heeft zij zich op de kaart weten te zetten, zoals dat heet. Eerst gebeurde dat nog sterk versnipperd maar allengs met meer en meer samenhang en met meer en meer zelfvertrouwen. Eind jaren negentig, tien jaar na de 'Knelpuntennota Audiovisuele Archieven', heeft de sector eindelijk een duidelijke plaats gekregen in het geheel van culturele secto ren en kan worden beschouwd als een 'profession in its own right'.9 Maar eman cipatie was slechts de noodzakelijke basis voor verdere ontwikkeling, die het best als professionalisering te kenschetsen is. Intussen bleef het behoud van de audiovisuele collecties een voortdurende bron van zorg voor Beeld en Geluid en het Filmmuseum. Beide instellingen ontvingen weliswaar conserveringsgelden in het kader van de kunstenplannen voor de periode 1997-2000 en 2001-2004, maar met deze middelen kon alleen de ergste nood worden gelenigd. Het wachten was nog steeds op een structurele oplossing. Op 1 augustus 2005 publiceerde de Raad voor Cultuur als opvolger van Audio visuele Collectie Nederland, zijn advies uit 1998, een Deltaplan voor het Filmbehoud. In dit rapport werd opnieuw gesteld dat de overheid haar verantwoordelijkheid voor het audiovisuele erfgoed diende te nemen.10 De Raad beraamde de kosten voor de inhaaloperatie nu op 99 miljoen euro. Opmerkelijk was dat in het rapport gesteld werd dat hiermee de conserveringsachterstanden 'voor eens en altijd' konden worden ingelopen. Tot dan toe hadden de audiovisuele archieven namelijk steeds een slag om de arm gehouden ten aanzien van de duurzaamheid van hun conserveringsoperaties. Aan deze wijziging lagen niet alleen strategische overwegingen ten grondslag, maar ook voortschrijdend inzicht ten aanzien van de duurzaamheid van de huidige dragers en de consequenties van andere (digita le) vormen van beschikbaarstelling. Overigens heeft deze nieuwe strategie geen merkbare invloed gehad op de besluitvorming van staatssecretaris Medy van der Laan. Bij het schrijven van dit artikel had zij nog geen toezeggingen gedaan. Concentratie Door buiten de fusie te blijven die tot de oprichting van het NAA leidde, had het Filmmuseum zich weliswaar duidelijk in de sector van de visuele kunsten geplaatst, maar het ontkwam ook niet aan de druk van rijksoverheidswege tot verdere concentratie. Eind jaren negentig raakte het Filmmuseum betrokken bij de plannen voor een nieuw op te richten Centrum voor Beeldcultuur in Rotter dam. Aanleiding was het legaat van de hoogleraar Hein Wertheimer, die bij zijn overlijden in 1997 een bedrag van maar liefst tien miljoen euro naliet 'voor de bevordering van de Nederlandse fotografie in het algemeen en voor steun aan, casu quo oprichting en instandhouding van, een Nederlands Fotomuseum, waarin zowel de professionele als de amateuristische beoefening der fotografie tot hun recht komen in het bijzonder'.11 Samen met de Rotterdamse instellingen Nederlands Foto Instituut, Nederlands Foto Archief, Nationaal Foto Restauratie Atelier en het centrum voor nieuwe media V2 stelde het in Amsterdam gevestigde Nederlands Filmmuseum zich in maart 1998 kandidaat voor de erfenis van Wertheimer. De vijf instellingen zouden hiertoe opgaan in een Centrum voor Beeldcultuur, dat onderdak zou krijgen in Las Palmas, een voormalig pakhuis op de Kop van Zuid, dat door de gemeente Rotterdam beschikbaar was gesteld. Het voorstel zorgde voor veel commotie. Niet alleen speelde de rivaliteit tussen Amsterdam en Rotterdam een grote rol, ook werden er de nodige vragen gesteld over de relatie tussen fotografie en film en tussen analoge en digitale media binnen het voorgestelde instituut. Hoewel het voornemen van de vijf op de steun van de Raad voor Cultuur, van staatssecretaris Rick van der Ploeg en natuurlijk de gemeente Rotterdam kon rekenen, bleef er een aanzienlijk gat in de begroting. Dit was voor het bestuur van het Filmmuseum in november 1999 aanleiding om te besluiten niet naar Rotterdam te verhuizen. Dit besluit leidde tot het vertrek van directeur Hoos Blotkamp die zich juist sterk had gemaakt voor de verhuizing.12 INLEIDING 6 (Advies) Audiovisuele Collectie Nederland: bron van vreugde, vermaak en zorg (Den Haag, Raad voor Cultuur, maart 1998), 11. 7 Horen, Zien en Zwijgen. Conclusies van de Nationale Inventarisatie Audiovisuele Collecties, Hilversum (Nederlands Audiovisueel Archief), september 1999. 8 Ray Edmonson, Audiovisual Archiving: Philosophy and Principles (Paris (Unesco), april 2004), 10. 9 Edmonson, Audiovisual Archiving, 6. 14 MIEKE LAUWERS EN BERT HOGENKAMP VAN EMANCIPATIE TOT PROFESSIONALISERING DE ONTWIKKELINGEN IN DE AUDIOVISUELE ARCHIVERING SINDS 1997 10 Deltaplan voor het Filmbehoud, Den Haag (Raad voor Cultuur), juli 2005. 11 Geciteerd bij André Nuchelmans, 'Een fel omstreden erfenis. Het Wertheimer-legaat als splijtzwam', in: Boekman, Tijdschrift voor kunst, cultuur en beleid no. 63 (Amsterdam (Boekmanstichting) 2005), 69. 12 André Nuchelmans, 'Een fel omstreden erfenis. Het Wertheimer-legaat als splijtzwam', in: Boekman, Tijdschrift voor kunst, cultuur en beleid no. 63 (Amsterdam (Boekmanstichting) 2005), 68-76. 15

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Jaarboeken Stichting Archiefpublicaties | 2005 | | pagina 9