seren. De conservator kan uitleggen waarom het ene object verband houdt met het andere, ook al is dat niet te zien aan de beschrijving ervan. Hij weet meer dan de archivaris. Het is deze kennis van de context die met voorrang opgenomen moet worden in het digitaliseringsproces van audiovisuele archieven. Zonder aanvullende infor matie heeft een historische bron geen betekenis en is ze waardeloos voor onze kennis van het verleden. Contextinformatie is bovendien een bindmiddel dat uit eenlopende en verspreide objecten met elkaar in verband brengt. Ze werkt daarom ook als een brandstof die de ontwikkeling naar een integrale toegang voortstuwt. Er bestaat gelukkig een rijke traditie om op voort te bouwen. De bibliotheek en de documentatie-afdeling vormen van oudsher het geheugen van de conservator. Hier wordt het kennisdomein op het gebied van de collectie in kaart gebracht. Naslagwerken, wetenschappelijke studies en uiteenlopend bron nenmateriaal moeten hier achtergrond, geschiedenis, betekenis en cohesie aan de verzamelde objecten geven. Zonder deze informatiebronnen bestaat een collectie slechts uit losse voorwerpen waaraan iedere samenhang en context ontbreekt. Een stroom van nieuwe informatie verrijkt steeds de inhoud van het archief. Het valt daarbij op dat het proces van digitalisering in de bibliotheek veel verder is gevorderd dan in het archief; het schort helaas aan een koppeling van beide innovatieprocessen.8 Kenmerkend voor de digitale bibliotheek is het delen van kennis met anderen. Kennis delen gaat hier samen met een hoge mate van standaardisering, interoperabiliteit en uitwisseling van gegevens tussen instellin gen. Dat zijn kwaliteiten waarin de meeste archieven grotelijks tekortschieten om de al eerder genoemde redenen. Om de kloof te overbruggen behoort de conservator de spil te worden van de volgende digitaliseringsfase. Het belang van context is misschien nergens zo duidelijk als in een museum voor het toneel. Het Theater Instituut Nederland (TIN) laat dit goed zien.9 Het bijzon dere van zijn collectie is dat het centrale object, de theatervoorstelling, volledig ontbreekt. Een voorstelling is een gebeurtenis, een ontmoeting van spelers en toeschouwers in een ruimte. Je kunt zo'n evenement niet bewaren, de acteurs en het publiek in geen geval. Er zijn wel kostuums, teksten en foto's die aan een voorstelling herinneren, maar de voorstelling is na afloop voor goed verdwenen. TIN bezit dus een grote leegte op de plaats waar andere musea een overdaad aan (kunst)voorwerpen kunnen tonen om hun identiteit te bewijzen. Dit vacuüm is het meest kostbare bezit van het archief. Bij ontstentenis van een centraal object verzamelt TIN zoveel mogelijk artefacten en informatie die met de voorstelling te maken hebben: decortekeningen, kostuumschetsen, tekstboekjes, geluidsbanden, portretten, affiches, recensies enz. Men heeft zich gespecialiseerd in paraferna lia, resten van theater waarmee je een voorstelling kunt documenteren en reconstrueren. TIN is een expert geworden in het verzamelen van context. Ook hun database is volledig ingericht op contextinformatie: het systeem verbindt de meest uiteenlopende objecten met elkaar rondom een leeg centrum. Het is de conservator die hier de scepter zwaait over het digitaliseringsproces; de informa- tiemanager speelt met plezier de tweede viool in dit paradijs voor historici. TIN is bovendien beter dan wie ook in de gelegenheid zijn datamodel in te richten volgens een top-down benadering omdat de hoofdzaak zich buiten de collectie bevindt. Het legt om dezelfde reden gemakkelijk contact met al die andere musea die zich specialiseren in een van de vele artefacten waar TIN mee pronkt: schilde rijen, kostuums, literatuur, architectuur, film, televisie, fotografie enz. TIN brengt ze met elkaar in verband: het fungeert als intermediair tussen al die erfgoedinstellingen die volledig gefixeerd zijn op hun geliefde object. Zo wordt TIN een knooppunt in een groeiend netwerk van expertise terwijl het gewoon zijn eigen doelstelling blijft volgen. Het andere uiterste vinden we bij audiovisuele archieven die zich specialiseren in stock shots. Films en televisieprogramma's worden hier opgedeeld in losse opnamen, die afzonderlijk op de markt worden aangeboden voor hergebruik. Wil je beelden van een koningin op theevisite of van een wei met koeien bij zons opgang, dan kun je ze kant en klaar bestellen. Geschiedenisprogramma's op tele visie zouden zonder deze manier van ontsluiten niet kunnen bestaan. Voor veel archieven zijn stock shots een grote bron van inkomsten en tevens een belangrij ke reden van bestaan. Ze zijn er volledig op ingericht.10 Het betekent meestal ook dat ze minder belangstelling kunnen opbrengen voor de identiteit, de integriteit, de samenhang en de betekenis van hun eigen verzameling, die immers in losse fragmenten uiteen is gevallen. De klant wil wel de plaatjes hebben, maar is niet geïnteresseerd in informatie over de oorspronkelijke film, de makers (behalve als het om auteursrechten gaat), de opdrachtgevers, de eerste voorstelling of uitzen ding, de reacties, wat er nog meer te zien was in die tijd, wat de makers nog verder hebben geproduceerd en waar dat te vinden is. De plaatjes worden daarom zoveel mogelijk ontdaan van iedere context, geschiedenis en betekenis, want alleen zo zijn ze op de markt iets waard. Het spreekt vanzelf dat dan ook de behoefte verdwijnt om nog verder informatie te vergaren over de beelden. In de nieuwe database van de archivaris is dan geen plaats meer voor zulke gegevens. Een kenniscentrum met een bibliotheek en documentatie over de collectie is niet nodig. Tenslotte is er ook geen conservator nodig, want die weet over de collectie wat niemand wil horen. De informatiemanager kan het alleen wel af. Dergelijke archieven verliezen hun betekenis als kennisinstelling als ze alleen maar leverancier van plaatjes willen zijn. Ze voegen te weinig nieuwe informatie toe. Er is echter meer nodig dan het catalogiseren van beelden.11 Vroeger gebeurde dat middels tentoonstellingen, die een nieuwe visie, een andere inter pretatie en onbekende verbanden presenteerden. Tegenwoordig kan dat ook door bijvoorbeeld het wetenschappelijk apparaat van de conservator te digitaliseren en op internet te zetten: systematische informatie over de context van de verzamelde beelden. Daarmee kunnen archieven een bijdrage leveren aan de bouw van een nieuwe kennisinfrastructuur, die ook relevant is voor de historische wetenschap. CONTEXT 8 Velthausz and Bruinsma, Inventarisatie infrastructuur digitaal erfgoed, 22-25 9 Paul Post, 'Van kaartenbak tot multimediale encyclopedie op internet: een verhaal van realiteit en ideaal', Jaarboek SAP 2003 (Amsterdam, 2003), 70-89. 192 KAREL DIBBETS OP ZOEK NAAR EEN DIGITALE CONSERVATOR 10 De concurrentie op deze markt is groot. De samenwerking is navenant. Met Europees geld zijn verschillende technische samenwerkingsprojecten tussen audiovisuele archieven tot stand gekomen om digitalisering te bevorderen. Het heeft er niet toe geleid dat de kennis over deze collecties nu beter wordt gedeeld. Van een ander gehalte is het BIRTH-project, waarbij omroeparchieven van diverse landen hun oudste televisieopnamen op internet laten zien als in een tentoonstelling, met achtergrondinformatie. 11 Dat is niet hetzelfde als een educatieve website, al zou die er gebruik van kunnen maken. 193

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Jaarboeken Stichting Archiefpublicaties | 2005 | | pagina 98