Filmarchief van de Rijksvoorlichtingsdienst (RVD), Stichting Film en Weten
schap en omroeparchief, zagen het verval van hun (film)materialen almaar
toenemen en kaartten hun zorg voor het eerst in eendrachtige samenwerking bij
de rijksoverheid aan. In juni 1988 presenteerden ze de minister van Welzijn,
Volksgezondheid en Cultuur (WVC) Brinkman de 'Knelpuntennota Audio
visuele Archieven'. Dat leverde in elk geval direct al het substantiële bedrag van
35 miljoen gulden op om de ergste achterstanden bij het omroeparchief weg te
werken. Ook het Filmmuseum kreeg van de overheid financiële middelen voor
conservering. Al snel volgde, op verzoek van Brinkman, een nota over de situatie
van specifiek de geluidsarchieven.2 Er hing kennelijk iets in de lucht, want tegelij
kertijd openbaarde zich een groeiende interesse voor audiovisuele documenten
bij lokale en regionale archieven, culminerend in de oprichting van het eerste
regionale audiovisuele archief, in Friesland in 1990.
Om de krachten te bundelen en de groeiende belangstelling te kanaliseren ont
stonden nationale platforms ter stimulering van de archivering en het gebruik
van historische av-documenten in Nederland: de Vereniging Geschiedenis, Beeld
en Geluid (GBG) en de Nederlandse Vereniging van Audiovisuele Archieven
(NVAA), inmiddels als sectie Audiovisuele Archieven (AVA) onderdeel van de
DIVA. Er verschenen nationale en regionale inventarisaties van audiovisuele
documenten en collecties. Van de Gids voor historisch beeld- en geluidsmateriaal,
een inventarisatie van bestaande collecties in heel Nederland, werd in 1988 de
eerste versie gepubliceerd; de eerste regionale (titel)inventarisatie verscheen
in 1990 in Friesland.
In dezelfde periode ook kreeg de wetenschappelijke bestudering van de audio
visuele media aan de universiteiten langzaam vaste voet aan de grond.
Studierichtingen voor de audiovisuele media bestonden al wel binnen een groter
geheel van een vakgroep (zoals theaterwetenschap), maar in 1991 werd de eerste
afzonderlijke vakgroep Film- en Televisiewetenschappen, met bijbehorende leer
stoel, aan de Universiteit van Amsterdam ingericht.
In het kielzog van al deze ontwikkelingen zag in de eerste helft van de jaren
negentig een aantal rapporten het licht die het startsein zouden blijken te zijn
voor een grondige herziening van het dan bestaande audiovisuele-archievenland-
schap. Zo was daar in 1991 het roemruchte Samson-Veltkamp-rapport dat in
opdracht van WVC de mogelijkheden van een meer geïntegreerde aanpak van de
audiovisuele archivering in Nederland moest beschrijven.3 In 1993 verscheen
de neerslag van een onderzoek naar de stand van zaken in de audiovisuele archi
vering op regionaal en lokaal niveau.4 En in december 1994 zag tenslotte de lang
verwachte eindrapportage van de Stuurgroep Nationaal Audiovisueel Archief het
licht. De Stuurgroep, waartoe in 1992 door de ministerraad was besloten, had de
opdracht meegekregen de oprichting van een Stichting Nationaal Audiovisueel
Archief voor te bereiden. Dat bleek niet eenvoudig en voorzitter Henk Vonhoff
concludeerde dan ook in het rapport dat de nationale infrastructuur voor de
archivering van audiovisueel materiaal voorlopig het best gediend was met een
Samenwerkingsstichting en dat later maar moest worden bezien of deze zou
kunnen en moeten uitgroeien tot een Nationaal Audiovisueel Archief.5 'Later'
bleek echter eerder te komen dan gedacht: eind 1995 besloot staatssecretaris
Aad Nuis tot de instelling van het Nederlands Audiovisueel Archief (NAA).
Op 1 januari 1997 was de fusie tussen het Filmarchief van de RVD, Stichting
Film en Wetenschap, het inmiddels verzelfstandigde omroeparchief AVAC en het
Omroepmuseum een feit. Het Filmmuseum, bestempeld tot centrum voor de
cinematografie, bleef als enige zelfstandig.
Deltaplan
Zie hier een grove schets van een veelbewogen tijd waarin voor het eerst van over
heidswege werd aangestuurd op een serieuze oplossing voor de problemen van de
audiovisuele archivering. In elk geval werden toen alle belangrijke besluiten
genomen die definitief de richting binnen het veld bepaalden. Maar het is niet
het hele verhaal. Om de ontwikkeling tot nu toe werkelijk goed te begrijpen,
moeten we ook kijken naar een andere historische lijn, die wordt begrensd door
de veel bredere horizon waartegen zich het behoud en de toegankelijkheid van
het totale nationale culturele erfgoed zich afspeelt: de Collectie Nederland. Dit
inmiddels wijd en zijd bekende begrip werd in 1990 door de toenmalige minister
van Cultuur Hedy d'Ancona geïntroduceerd in de nota Kiezen voor Kwaliteit.
Beleidsnota over de toegankelijkheid en het behoud van het museale erfgoed. Het
begrip verwijst in zijn algemeenheid naar een samenhangend collectiebeleid op
macroniveau, waarbij het afwegingskader wordt gevormd door het totaal van de
in Nederland aanwezige collecties. Wat het begrip precies vermocht werd pas
duidelijk in het Deltaplan voor het Cultuurbehoud waarvoor het het uitgangs
punt vormde. Het Deltaplan werd eveneens in 1990 gelanceerd en betekende een
grootscheepse, met overheidsgeld gefinancierde inhaalslag in de conserverings-
achterstanden van in eerste instantie de musea. Al snel echter profiteerden ook
andere culturele sectoren ervan, met bijvoorbeeld het Monumenten Inventari
satie Project (MIP), het Project Industrieel Erfgoed (PIE) en iets later het natio
nale foto-inventarisatieproject Fotios. Grootschalige collectie-inventarisaties zijn
altijd de eerste, noodzakelijke stap voor de vaststelling van de omvang van de
conserveringsachterstanden. Als onvoldoende bekend is wat zich waar bevindt,
valt ook niet te zeggen wat de moeite van het bewaren waard is.
Tot dan toe had het Deltaplan zich in de eerste plaats geconcentreerd op de rijks
collecties en vervolgens bedragen beschikbaar gesteld voor het inlopen van
achterstanden in andere nationale collecties. Maar pas in de cultuurnota van
1997 was voor het eerst ook aandacht voor het audiovisuele erfgoed. Nu zich met
het samengaan van drie grote audiovisuele archieven in het NAA een overzichte
lijker landschap van de audiovisuele archivering had gevormd, ontstond ook hier
het uitzicht op additionele middelen voor het wegwerken van achterstanden.
Maar eerst werden NAA en het Filmmuseum nog opgeroepen hun selectiebeleid
helder te formuleren en vooral ook goed op elkaar af te stemmen. De instel
lingen stuurden in juli 1997 gezamenlijk de notitie Over taakafbakening en taak-
INLEIDING
2 'Knelpuntennota Geluidsarchieven', z.pl., juni 1989.
3 Samenvattend verslag onderzoek Audiovisuele archieven, drs. L.A. Welters, drs. A.J. Lantinga,
drs. M.M. Knijn, Rijswijk (WVC), juni 1991.
4 Nienke Smidt, De archivering van audiovisueel materiaal op lokaal en regionaal niveau, Groningen
(Geschiedeniswinkel Rijksuniversiteit Groningen), juni 1993. Het onderzoek werd gedaan in opdracht
van de toenmalige Stichting Film en Wetenschap in Amsterdam.
5 Lichtbeelden uit de schemering. Eindrapport van de Stuurgroep Nationaal Audiovisueel Archief
z.pl., december 1994.
12
MIEKE LAUWERS EN BERT HOGENKAMP VAN EMANCIPATIE TOT PROFESSIONALISERING
DE ONTWIKKELINGEN IN DE AUDIOVISUELE ARCHIVERING SINDS 1997
13