zijn). En natuurlijk als exponent van de razendsnelle artistieke ontwikkeling en maatschappelijke betekenis van de videoclip (maar weer minder van de muziek, want regisseur Akerlund tastte de oorspronkelijke muziek aan met tal van extra geluidseffecten voor de clip). Om dat laatste exposabel te maken is het museo- logische 'origineel' irrelevant (elke versie is bruikbaar) maar zou het 'object' wellicht gemanipuleerd dienen te worden om de nadruk op de gewenste beteke nislaag te leggen tenminste als aangenomen mag worden dat de expositie bezoeker niet vanzelf herhaalde malen naar dezelfde clip gaat zitten kijken en zich dingen afvraagt die niet evident zijn; vooropgesteld dat hij of zij ook nog de tierende muziek verdraagt. Selectie Tot de integriteit van het 'audiovisuele object' behoort, naast het perspectief van de maker en de oorspronkelijke betekenisgeving, ook de tijdsduur.5 In een tentoonstelling is het echter niet goed voorstelbaar dat de originele tijdsduur van alle audiovisuele 'objecten' wordt gerespecteerd. Integrale programma's duren langer dan de bezoeker tijd heeft en bij ouder materiaal voelt het verteltempo vaak ook nog traag aan, waardoor de tijd langzamer lijkt te verstrijken. Maar wanneer archiefmateriaal als 'object' wordt gezien moet men zich afvragen in hoeverre het gewenst is te condenseren, te compileren, te fragmenteren of (zoals vaak gebeurt) de shots in te korten en het geluid aan te passen. Dergelijke ingre pen kunnen de tijdsduur, het tempo en het verhaal volledig aanpassen aan de wens van het moment, en ze kunnen een bepaald inhoudelijk aspect benadruk ken. Maar het werk verliest zijn toon, taal, tempo, spanningsboog en ontwikke ling, kortom vorm, volledig en vertelt daarmee weinig meer over zichzelf, zijn maker(s) en zijn tijd: het is een knipsel geworden in een collage en verliest intrinsieke kenmerken die het als tijd- en perspectiefgebonden object zou verdie nen te behouden. De Zeeuwse Watersnoodramp is in wezenlijk andere vorm in het nieuws gebracht dan de Enschedese Vuurwerkramp en de vormgeving van de verslaggeving is uitermate informatief over de tijd en de ramp. In een expositie met de media als onderwerp is dat een nog groter conceptueel en praktisch pro bleem dan het in andere exposities is (of zou moeten zijn). Zou de integriteit van het oorspronkelijke werk geen factor van betekenis meer zijn, dan gaat het vooral om de beelden die over een gegeven onderwerp te vinden zijn, waarbij die beelden bijna sluipend geobjectiveerd of geneutraliseerd worden. Alsof ze ooit 'waar' waren en alsof de makers van toen geen respect verdienen, laat staan kwaliteit hadden. Bij de voorbereidingen van de exposities in Beeld en Geluid leeft het idee dat het te kiezen fragment liefst ook representatief moet blijven voor het geheel van het werk. Researchers van Beeld en Geluid betrekken daar de verhaalconstructies bij, de dramaturgie van de scène (is de gebeurtenis exemplarisch en afgerond), de vormgeving van het programma (tune, leader, presentatie, scorebord en dergelij ke), de cast (komen de belangrijkste dramatis personae erin voor) of contextuele gegevens (eerste aflevering, eerste beelden, vroegste voorbeeld en dergelijke), maar ook kijk- en waarderingscijfers (door veel mensen gezien of, soms, ten onrechte genegeerd), hergebruik (geciteerd worden), vermeldingen in de media (van de scène, het programma, de artiesten of gasten). De geselecteerde fragmenten worden zo veel mogelijk met rust gelaten: aan de oorspronkelijke vorm wordt niet geknabbeld en begin en eind van het fragment moeten ook vallen op oorspronkelijke montagepunten. Ook eventuele duiding moet buiten de oorspronkelijke vorm blijven; geen voice-overs, extra ondertitels en dergelijke. Het is een vorm van preciesheid die niet voor elk product en elke tentoonstelling in dezelfde mate hoeft te worden aanbevolen. Maar langs deze weg ontstaan wel sterk gemotiveerde, integere en representatieve selecties, die in hun exemplarische kwaliteiten welsprekend en aantrekkelijk zijn, een soort objecten in objecten, als centrale stukken uit ensembles. Dat is een vorm die niet des televisies is, en (nog) niet des exposities, maar die veel belofte inhoudt. Vertoningsvorm De vertoningsvorm speelt een grote rol bij de perceptie van audiovisueel erfgoed als 'object'. Het is een valkuil waar ook goede tentoonstellingsmakers in kunnen trappen. Menig filmliefhebber zal zich hebben geërgerd aan de gebrekkige video projecties waarmee het gloednieuwe filmmuseum in Turijn zijn thematische compilaties van filmfragmenten toont, ondanks de spectaculaire en sfeervolle decors waarbinnen dat gebeurt. De keuze voor grootbeeldprojectie ligt bij speel film wel voor de hand, maar het verlies aan beeldkwaliteit is in Turijn zo groot dat er alleen een fletse snapshot van een imaginair meesterwerk overblijft, als bewegend onderdeel in het decor. In plaats van het bioscoopformaat te imiteren met inferieure techniek, was het wellicht raadzamer geweest om de kijkervaring te individualiseren: de grote helderheid van een éénpersoons lcd-scherm in een duistere omgeving (een kijkdoosachtige constructie bijvoorbeeld) zou meer hebben bewaard van de scherpte en kleurintensiteit en de individuele ervaring hebben kunnen versterken, waardoor de kwaliteit van het origineel dichterbij blijft en de bezoekers een andere, betere belevenis en spanningsboog krijgen aan geboden dan wat ze thuis al van hun home cinema gewend zijn. Zo toont CODA in Apeldoorn een reportage van Van Gewest tot gewest over de Echoput, een plaatselijke attractie. Zowel het programma als de attractie behoren inmiddels tot het verleden, maar in het museum is de put decormatig gerecon strueerd. Op de 'bodem' van de put wordt de reportage vertoond op een liggend tv-scherm, met 2 luidsprekers aan weerszijden. Dat doet enigszins afbreuk aan de attractiviteit van het decor, maar de reportage vergoedt veel. De voormalige gids van de Echoput vertelt (in kleur) over de sluiting ervan in de jaren tachtig; zwartwitbeelden van de Echoput-gids in de jaren zeventig voeren de kijker mee terug naar de functionerende attractie en, vooral, de mensen toen. De manier waarop de rondleiding gaat, wat de gids vertelt, hoe zijn publiek er uit ziet en reageert zijn aanmerkelijk interessanter dan het verhaal van de put en realiseren, beter nog dan de nagebouwde put, een historische sensatie. De kijker staat oog in oog met een verleden, en realiseert zich een verdwijnend type toerisme. Er is iets voor te zeggen om de zwartwitbeelden te beschouwen als het eigenlijke 'object' in deze presentatie: de programmamaker heeft daar een construct omheen gemaakt door het interview met de later terugblikkende gids en daaromheen heeft de ten- TOEGANG 5 De drager is een ander voor de hand liggend aspect van de integriteit, maar dat specialistische en zeer oms treden onderwerp wordt hier buiten beschouwing gelaten. 170 PIETER VAN DER HEIJDEN VAN ARCHIEFBEELD TOT TENTOONSTELLINGSOBJECT 171

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Jaarboeken Stichting Archiefpublicaties | 2005 | | pagina 87