Hoewel het audiovisuele erfgoed dus zijn weg vindt naar de - meestal historische - exposities, zijn de mogelijkheden nog maar nauwelijks ontgonnen. Wat vrijwel altijd ontbreekt zijn films, muziek, radio en tv-programma's die in de geëxposeer de tijdperken en/of locaties een rol speelden als entertainment, nieuwsvoorzie ning, zelfs collectief bewustzijn. Enigszins karikaturaal voorgesteld komt het er op neer dat veel musea de samenleving van de afgelopen eeuw voorstellen met een open oog voor de gedrukte pers (kranten en boeken ontbreken zelden) en de materiële cultuur, maar welhaast doof en blind voor de audiovisuele massacul tuur, om van het wereldnieuws in bioscoop, op radio en tv nog maar te zwijgen. Het wordt tijd dat iconen als de Bonte Dinsdagavondtrein, Jan Vrijman, Mies Bouwman, Willy van Hemert, Toppop, Van Kooten en de Bie of het NOS Journaal hun plaats gaan innemen naast (bijvoorbeeld) Annie M.G. Schmidt, Koos Speenhoff, Dick Bruna, Gerrit Rietveld, Karei Appel of Vrij Nederland, die al wel zijn toegelaten tot de museale verbeelding van de twintigste eeuw. Wat dat laatste betreft, die lacune zal opgevuld worden met de opening van Beeld en Geluid in 2006. Maar in de ontwikkeling daarvan zien de tentoonstellingsma kers zich geplaatst voor vraagstukken betreffende het gebruik van audiovisueel erfgoed als 'object', vraagstukken die voor een media-expositie onontkoombaar zijn - en wellicht ook kunnen leiden tot een uitbreiding van het museale reper toire in het algemeen. De meeste museale voorbeelden laten zien dat de tentoonstellingsmakers geneigd zijn het bronmateriaal te behandelen als halffabrikaat, dat naar believen wordt gemonteerd, gemanipuleerd en vormgegeven: precies zoals tv-makers gebruik maken van archiefbeelden. Met andere woorden, het historische av-materiaal wordt niet vaak als een integraal en autonoom 'object' behandeld. Het speelt vrijwel uitsluitend een contextualiserende rol. Vaak wordt geput uit beschrijven de shots en scènes uit documentaires en reportages (van Polygoon en Haanstra tot Gewest en Netwerk), die haast als stockshots worden ingezet ter illustratie, toelichting of contextualisering van een tentoonstellingsonderdeel. Audiovisueel erfgoed wordt in exposities nog niet vaak met hetzelfde respect behandeld als het meest onooglijke voorwerp in een willekeurige vitrine (dat tenminste niet wordt aangetast om het te exposeren). De flexibele aard van het medium maakt dat mogelijk en dat voordeel moet vooral uitgebuit worden, maar de zeggingskracht en waarde van de bron vallen ook niet te negeren. Betekenislagen In de omgang met erfgoed zijn vragen omtrent de representativiteit, de kwaliteit, de compleetheid, de authenticiteit enzovoorts voortdurend aan de orde. Objecten worden met grote zorgvuldigheid voor hun - laten we zeggen - integri teit behandeld en geëxposeerd. De tentoonstellingsmaker maakt keuzes in bete kenisgeving die op het gebied van de materiële objecten inmiddels uitstekend museologisch-theoretisch onderbouwd kunnen zijn. Die keuzes veranderen echter zelden of nooit iets aan de versie, gedaante of duur van een materieel object. Bij audiovisueel erfgoed ligt dat anders. De talrijke lagen van betekenis worden, met meer of minder moeite, gefilterd om in gevarieerde contexten als adstructie of bron te dienen. In de wereld van de audiovisuele media zijn begrippen als 'integriteit', 'authen- tiek' en 'origineel' complex en de implicaties voor het exposeren kunnen belangrijk zijn. Net als bij materiële objecten, en naar het zich laat aanzien in nog hogere mate, hebben audiovisuele objecten gelaagde betekenissen, ambigue identiteiten en formele kwaliteiten (of een gebrek daaraan), om maar een paar belangrijke betekenis-aspecten te benoemen. Een voorbeeld. In 1997 veroorzaak te de regisseur Jonas Akerlund een hoop tumult met zijn videoclip voor The Prodigy's Smack my bitch up. Die clip werd eerst geweigerd door MTV en daarna, soms met een 'adults only'-tekst ervoor, alleen 's nachts uitgezonden. Bovendien was hij, zoals bij veel stations gebruikelijk, voorzien van extra logo's, grafische informatie in MTV-huisstijl en minus de begin- en eindtitels. Sommige andere muziekzenders en -programma's zonden de clip wel integraal uit, maar dan weer met eigen graphics, die minder 'herkenbaar' en representatief zijn voor de media geschiedenis (MTV was oppermachtig in de jaren negentig). Uiteindelijk won de clip alsnog de regieprijzen van MTV in 1997 en 1998. Maar welke variant komt voor expositie in aanmerking? De ongecensureerde variant is het dichtst bij de maker, dus het meest origineel (de 'bron' is eigenlijk 35 mm film met nabewer king in de computer; een door de productiemaatschappij afgeleverde videomaster zou eigenlijk het beste als origineel kunnen worden betiteld)Dat is echter niet de clip zoals die ooit op televisie te zien is geweest: de eindregie-ingrepen ont breken. En voor de representativiteit als 'mediagebeurtenis' zou eigenlijk de aan gepaste versie het meest in aanmerking komen, liefst met een stationcall van de nachtprogrammering vooraf, zodat ook het uitzendtijdstip, cruciaal voor deze betekenisgeving, in het 'object' wordt betrokken. De clip staat nog andere dimensies van betekenisgeving toe, bijvoorbeeld als exemplarische, gecondenseerde weergave van een heftige variant van uitgaans- cultuur eind twintigste eeuw (nightclubbing, drugs, alcohol, sex) - er zijn weinig indringender verbeeldingen van - of als stellingname in een genderdiscussie (de agressieve, alcoholische hoofdpersoon blijkt in het laatste shot een vrouw te TOEGANG 168 PIETER VAN DER HEIJDEN VAN ARCHIEFBEELD TOT TENTOONSTELLINGSOBJECT Afbeelding 1. Het ontwerp voor de experience van Beeld en Geluid. Making a Scene, 2005. Afbeelding 2. Een electronische boomgaard met beelden en geluiden van het alledaagse leven in de vorige eeuw, opgloeiend in de vruchten. Ontwerp: Henk Hofstede. 169

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Jaarboeken Stichting Archiefpublicaties | 2005 | | pagina 86