AV-archivering in België1
baarheid op lange termijn van het opgeslagen materiaal. Daarnaast viel er
natuurlijk voor de audiovisuele archieven veel meer te winnen dan voor de alge
mene archieven. Want de vraag naar audiovisueel archiefmateriaal ('content') is
door de komst van steeds meer televisiekanalen, internet en andere nieuwe dis
tributiekanalen enorm toegenomen.
De 'hete selectie-aardappel' waar Piet van Wijk het in zijn eerder genoemde
artikel in het TMG over had, is in de tussenliggende jaren opgeschoven van het
wel of niet 'afstoten' van materiaal naar andere stadia van audiovisuele archive
ring. Zo is de keuze voor een bepaald niveau van beschrijving van materiaal, dat
nu nog vrij beperkt maar in de nabije toekomst in steeds grotere mate digitaal op
servers wordt opgeslagen, welbeschouwd een vorm van selectie. Want als het
basaal is ontsloten is het per definitie moeilijker terug te vinden dan bij een diep
gaande beschrijving. Nu neemt echter de discussie over digitale duurzaamheid
een centrale plaats in.
Altijd al werd de audiovisuele (archief)wereld geconfronteerd met nieuwe
soorten dragers, formaten en afspeelapparatuur. Dat dwong haar tot een onop
houdelijke conversieslag. In het digitale domein is het niet anders: software
zowel als hardware veranderen in hoog tempo en steeds moet gezocht worden
naar mogelijkheden oude systemen op nieuwe aan te sluiten. Het 'leesbaar'
houden van audiovisuele documenten in een vorm die recht doet aan identiteit
en authenticiteit van de waardevolle informatie zal de grote uitdaging zijn. Deze
kwestie gaat overigens niet alleen audiovisuele archieven aan, maar alle erfgoed
instellingen die te maken hebben met bestanden van 'nullen en enen'. In feite
betreft het dan ook een archiveringsdiscussie pur sang, waarmee de archief
wereld in zekere zin weer terug is bij 'af'. Ook dit is een bewijs voor het feit dat
na een periode van verzelfstandiging, de grenzen aan het vervagen zijn en de ver
schillende disciplines in archiefland weer naar elkaar toegroeien.
En niet alleen deze grenzen zijn aan het vervagen, ook die tussen de professional
en de amateur, of liever gezegd tussen de archivaris en de gebruiker. Peer-to-peer
netwerken stellen de gebruikers in staat documenten te 'verrijken' met de speci
fieke kennis waarover alleen zij beschikken of waarvoor het de bewaarinstelling
in kwestie aan financiële middelen voor verder onderzoek ontbreekt. Niet voor
niets wordt hier veel van verwacht in de archiefwereld (zie het artikel van Henk
Duits). Maar het voorbeeld van Wikipedia, de Internet-encyclopedie waaraan
iedere gebruiker naar believen informatie kan toevoegen, maakt duidelijk dat er
aan deze democratisering ook nadelen verbonden zijn.27 Want wie bewaakt het
kwaliteitsniveau? Ook hier hebben de audiovisuele archieven nuttige ervaringen
te bieden: de beschrijvingen van hun documenten waren immers per definitie
'onaf', omdat ze altijd voor uitbreiding of verbetering vatbaar waren. In de nabije
toekomst zullen dan ook niet alleen de audiovisuele archieven, maar de gehele
archiefwereld gedwongen zijn op een fundamenteel andere wijze met het vak en
zijn instrumenten om te gaan.
Inleiding
Audiovisuele archivalia maken sinds het einde van de negentiende eeuw deel uit
van het cultuurhistorisch patrimonium van elke geïndustrialiseerde maatschap
pij. Ze worden echter slechts langzaam als dusdanig (h)erkend, wat inhoudt dat
av-archieven voor het cultuurbeleid vaak geen prioriteit betekenen. België vormt
geen uitzondering op deze regel en hinkt zelfs beduidend achter op buurlanden.
Er bestaat bijvoorbeeld geen Belgisch alternatief voor het Nederlandse Instituut
voor Beeld en Geluid of het Franse Institut National de l'Audiovisuel. Ook initia
tieven als Beeld en Geluid in Academia2 zijn naar Belgische normen pure
sciencefiction.
De toekomst belooft helaas weinig beterschap. In het verleden heeft men geen
pogingen ondernomen om een nationaal beleid betreffende het behoud, het
beheer en de beschikbaarstelling van audiovisuele archivalia te ontwikkelen.
De complexe, asymmetrische structuur waarin de Belgische staat momenteel
functioneert, maakt een toekomstige nationale inhaalbeweging onmogelijk.
Historische beeld- en geluidsarchivalia maken immers deel uit van het roerend
cultureel erfgoed van een gemeenschap. Daardoor vallen ze onder de verantwoor
delijkheid van de Vlaamse, Franse (en Duitse) gemeenschappen waarin België is
onderverdeeld.
In deze bijdrage wordt nagegaan in welke mate de Belgische gemeenschappen
effectief zorg dragen voor het zich op hun grondgebied bevindende audiovisuele
erfgoed. Vooraleer op gemeenschapsmateries in te gaan, dient echter aandacht te
worden besteed aan av-archieven die hoofdzakelijk door de federale overheid
worden gefinancierd. Zowel voor het federale als voor het gemeenschapsniveau
wordt niet enkel nagegaan welk beleid de desbetreffende gemeenschappen
voeren, maar tevens aangegeven welke gevolgen dit heeft voor het functioneren
van av-archieven. Vanuit dit perspectief wordt telkens vermeld en verklaard in
welke mate de archieven in kwestie al dan niet toegankelijk zijn voor externe
gebruikers. Door de combinatie van deze 'top-down' en 'bottom-up' benaderin
gen wordt in deze bijdrage gestreefd naar een zo actueel en correct mogelijk beeld
van het Belgische av-landschap.
Dit beeld kan natuurlijk geen absolute volledigheid nastreven. Er kan niet
worden ingegaan op de vele federale, Vlaamse en Waalse instellingen waarvan
INLEIDING
27 Zie http://nl.wikipedia.org/wiki/Hoofdpagina
22
ROEL VANDE WINKEL
1 Met dank aan Michel Apers (f), Daniel Biltereyst, Gabrielle Claes, Guido Convents, Thierry De Coster,
Erik De Groef, Lieve Desmet, Paul Geens, Alain Goossens, Muriel Hanot, Annelies Lieten, Bénédicte
Rochet, Anne Roekens, Ivan Spillemaeckers, Katrien Van der Perre, Lieve Van der Straeten en Karei Veile.
Illustraties bij dit artikel werden gereproduceerd dankzij het onderzoeksproject Licht op een collectief verleden
(FWO Max-Wildiersfonds, 2000-2003).
2 Een initiatief van het Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid en SURF om audiovisueel erfgoed online
toegankelijk te maken voor het hoger onderwijs in Nederland.
23