In 2006 bieden SURFnet, SURFdiensten en Beeld en Geluid onder de naam 'Beeld en Geluid in Academia' aan alle instellingen voor hoger onderwijs in Nederland de mogelijkheid aan zich te abonneren op een corpus aan streaming materiaal, dat ook naar wens van de abonnee verder uitgebreid kan worden. Hiermee zal wellicht ook de honger naar bewegend beeldmateriaal gestild kunnen worden bij de razend populaire opleidingen Media en Cultuur aan de Universiteit van Amsterdam en Theater-, Film- en Televisiewetenschap aan de Universiteit Utrecht. Deze studierichtingen trekken sinds enige tijd elk jaar twee tot driehonderd nieuwe studenten. Ook is het docentencorps, hoogleraren inbegrepen, enorm toegenomen. Het is het duidelijk dat bij een dergelijke aanwas het kopiëren van een paar videobandjes of het branden van wat extra dvd's geen enkele soelaas biedt. Daarentegen vormen zulke grote gebruikersaantallen geen probleem voor streaming media, mits deze op de juiste bandbreedte wordt aan geboden. Bij dit soort projecten is er overigens niet altijd sprake van eenrichtings verkeer, waarbij de audiovisuele archieven louter als leverancier aan het onderwijs fungeren. Ze krijgen er ook wat voor terug. Zo hebben studenten onderzoek gedaan en tekstbijdragen geleverd ten behoeve van het door Brussel gefinancierde Birth of Television project (2003-2005), dat door vijf audiovisuele archieven (Beeld en Geluid, ORF Oostenrijk, BBC Groot-Brittannië, RTBF België en SWR Duitsland) is opgezet om programma's en contextmateriaal uit de vroeg ste jaren van de televisie op Internet toegankelijk te maken.24 Media manager De grote belangstelling voor de audiovisuele media in academische kringen heeft zelfs geleid tot een nieuwe, internationale, praktijkgerichte masteropleiding 'Preservation and Presentation of the Moving Image' aan de Universiteit van Amsterdam. De opkomst van dergelijke universitaire opleidingen (ook aan bui tenlandse instellingen als de University of East Anglia of de University of Rochester) is een van de veranderingen ten goede in het proces van professionali sering van de audiovisuele archivering. In feite worden hier curatoren voor de audiovisuele collecties opgeleid. Die zorgen niet alleen voor het behoud van die collecties, maar in toenemende mate ook voor de presentatie ervan in verschil lende contexten. De technologische mogelijkheden veranderen de rol van de medewerkers binnen het veld van de audiovisuele archivering ingrijpend. Niet alleen die van de curatoren, maar onvermijdelijk ook die van traditionele archi varissen en documentalisten. Net als in de bibliotheken en papieren archieven verschuift hun rol naar die van een informatiemanager. In dit vak wordt die ook wel 'mediamanager' genoemd, met name in het archief dat direct aan het (digi tale) omroepproductieproces is verbonden.25 Waar de workflow nu snel in zijn geheel digitaal wordt, verschuift de rol van de informatiemanager naar het toe zicht op dat proces en op de standaarden voor het verzamelen van metadata, zonder welke het proces eenvoudig niet kan functioneren. Waar in een netwerk omgeving continu metadata worden ontwikkeld, bewerkt en weer verwijderd, is het fysieke archief als centrum vervangen door een centrum dat vooral alleen nog maar 'activiteit', een proces is waarbij niet meer de fysieke dragers maar een media asset management systeem de condities bepaalt en de werkzaamheden regelt tussen systemen, mensen en organisatie. Dit lijkt op het eerste gezicht de dood in de pot voor de traditionele archivaris en documentalist maar het biedt ook nieuwe creatieve mogelijkheden. Goedbeschouwd zal de mediamanager, de nieuwe documentalist, van steeds meer markten thuis moeten zijn. Het elektronische mediamanagement is com plexer en geavanceerder dan het oude audiovisuele archiveren maar gebruikt wel dezelfde conventies: het toekennen van een unieke ID's, benamingen en strategi sche metadata etc. Veel bestaande kennis en vaardigheden kunnen dus nog steeds toegepast worden. Al zal de verschuiving van (fysiek) archief naar archive ren als proces de archivaris pijn doen door het verlies van zijn vroegere unieke rol als hoeder van het audiovisuele erfgoed, hij krijgt er nieuw rollen voor terug. De 'mediamanager' draagt in de eerste plaats de zorg voor het structureren en managen van metadata en digitale files naar strikte standaarden en kwaliteits normen, en controleert de resultaten van automatische-indexeringsprocessen. Daarnaast functioneert hij als 'media-editor' door bestaande bronnen een nieuwe context te geven in nieuwe datastructuren, producten en presentaties. Als 'content specialist' concentreert hij zich vervolgens op de duurzaamheid en daarmee het behoud van de digitale 'drager' en werkt tegelijk aan de verdieping van de relatie tussen archief en gebruiker. Tot slot fungeert de audiovisuele infor matiemanager als een ambassadeur van de nieuwe technologie. Mediamanagers zullen vanwege hun specifieke kennis op het terrein van catalogiseren de gebrui kers van de nieuwe systemen in het (omroep)productieproces tijdens de verschil lende stadia van de digitale workflow moeten opleiden en begeleiden in het werken binnen in de nieuwe informatieprocessen. Die eisen een strikte naleving van de gestelde standaarden op straffe van verlies van de informatie.26 Zoals gezegd is deze ontwikkeling nu al gaande in de archieven die gelieerd zijn aan het binnenkort geheel gedigitaliseerde productie- en uitzendproces van de omroepen, maar er is geen reden om aan te nemen dat niet alle gedigitaliseerde processen een vergelijkbare ontwikkeling te zien zullen geven. Afsluiting De overgang van emancipatie naar professionalisering heeft zich razend snel (binnen een periode van tien jaar) voltrokken. Daarbij hebben de audiovisuele archieven ongetwijfeld voordeel gehad van het feit dat zij niet gebonden waren aan tradities, zoals de algemene archieven. Die hebben immers te maken met de discipline die hun door de wet is opgelegd, namelijk die van bewaarplaats van bewijzen voor de rechtzoekende burger. Ook staat het idee van het unicum minder centraal in de wereld van de audiovisuele archivering. Audiovisuele media zijn immers per definitie (mechanisch) reproduceerbaar, ook al kent men met name in de cinematografische hoek vormen van uniciteit als 'camera negatief' (het negatief dat bij de opname door de camera is gelopen en daarna ontwikkeld is) en 'master'. Dit laatste begrip heeft overigens in eerste instantie een archieftechnische betekenis en verwijst naar de kwaliteit en reproduceer- INLEIDING 24 http://www.birth-of-tv.org/birth/home.do (gezien d.d. 9 februari 2006). 25 Vgl. Mieke Lauwers (ed.), Changing sceneries, Changing roles. Media management in the digital era, Hilversum (Netherlands Institute for Sound and Vision), 2004. 20 MIEKE LAUWERS EN BERT HOGENKAMP VAN EMANCIPATIE TOT PROFESSIONALISERING DE ONTWIKKELINGEN IN DE AUDIOVISUELE ARCHIVERING SINDS 1997 26 Annemieke de Jong, 'Changing sceneries, changing tools, changing roles: seminar conclusions, in: Mieke Lauwers (ed.), Changing sceneries, 75. 21

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Jaarboeken Stichting Archiefpublicaties | 2005 | | pagina 12