Wie het heden ten dage over toegankelijkheid heeft, bedoelt meestal digitalise ring en omgekeerd. Het lijdt geen twijfel dat digitalisering het proces van profes sionalisering bij de audiovisuele archieven aanmerkelijk heeft versneld. Veel meer dan in het analoge tijdperk waren ze immers genoodzaakt om normen en standaarden te ontwikkelen en initiatieven te ontplooien. Zo kon bijvoorbeeld Beeld en Geluid zich niet langer de rol van 'vergaarbak' laten opdringen, die inhield dat het dankbaar registraties in ontvangst nam op vaak verouderde video formaten van uitzendingen die in het verre verleden hadden plaatsgevonden. In het digitale, 'tapeless' tijdperk zullen er immers langzaam maar zeker geen casset tes meer in omloop zijn maar zal alles vanaf servers met een grote opslagcapaci teit en langs glasvezelkabels lopen. Het archief wacht dan ook niet meer min of meer passief tot het materiaal na roulement of uitzending naar zijn laatste rust plaats komt, maar krijgt een plaats midden in het digitale omroepproductie proces. Met zijn kennis van metadata en beheersing van informatiestromen heeft het daar een kerntaak. Digitalisering impliceerde de laatste jaren ook inter nationalisering. Niet alleen opereren de audiovisuele media grensoverschrijdend en dient er bij gevolg voor internationale normen en standaarden gekozen te worden, maar ook zijn de benodigde investeringen niet meer door een enkele nationale instelling op te brengen en de subsidiestromen uit Brussel dus bijzon der welkom. Zo heeft Beeld en Geluid aan verschillende Europese projecten (onder andere Amicitia, Echo en Birth) deelgenomen, die tot doel hadden metadata-standaar- den, automatische annotatie door onder andere spraak- en beeldherkenning, automatische vertaling van catalogusgegevens, automatisch genereren van key frames en dergelijke verder te ontwikkelen (zie de artikelen van Kouwenhoven en Smeulders c.s.). Ook het Filmmuseum is actief geweest op het Europese front, in projecten als Diamant en First, benevens in het opleidingsprogramma Archimedia. Hoewel digitale bioscoopprojectie nu nog eerder uitzondering dan regel is, is het idee van digitale restauratie van filmmateriaal inmiddels wel inge burgerd bij de archieven die zich in de eerste plaats richten op het behoud van het cinematografisch erfgoed (zie het artikel van Giovanna Fossati). Bovendien zijn zowel Beeld en Geluid als Filmmuseum momenteel actief in het Europese project Presto Space, dat werkt aan 'technische oplossingen en geïntegreerde sys temen voor de digitale conservering van alle mogelijke typen van audiovisuele collecties'.19 Opvallend aan Presto Space is dat het zich niet alleen richt op de grote archieven die met substantiële budgetten werken, maar ook oplossingen wil aanbieden voor de kleinere bewaarplaatsen die over veel minder financiële armslag beschikken (zie het artikel van Brigit Hoomans). Paradoxaal genoeg blijkt de digitalisering een vervaging in de hand te werken van de grenzen tussen papieren archieven, bibliotheken, musea en audiovisuele archieven, juist op het moment dat de laatstgenoemde categorie eindelijk erkenning als 'profession in its own right' kreeg. Maar in tegenstelling tot het verleden bevorderde deze vervaging nu de samenwerking tussen deze instellin gen, enerzijds omdat ze moeten nadenken over hetzelfde probleem van digitale duurzaamheid en anderzijds omdat het digitale tijdperk een brede en vooral ook gezamenlijke toegang tot (historische) materialen mogelijk maakt. Een goed voorbeeld van samenwerking is het Geheugen van Nederland, een programma dat de Koninklijke Bibliotheek heeft ontwikkeld voor de digitalisering van cultu reel erfgoed. Er nemen bijna vijftig erfgoedinstellingen aan deel. Audiovisueel archiefmateriaal heeft er een plaats gevonden naast museale objecten, prenten, foto's, affiches, handschriften en archiefstukken.20 Het Geheugen van Nederland vormt overigens het levende bewijs dat de digitalisering van cultureel erfgoed eigenlijk nog steeds beschouwd wordt als de digitalisering van erfgoed uit het analoge tijdperk. Het is kenmerkend dat geen van de deelnemende instellin gen zich geroepen voelde om in het kader van dit programma websites, die toch bij uitstek als cultureel erfgoed uit het digitale tijdperk getypeerd kunnen worden, te presenteren. Het veiligstellen en duurzaam bewaren van websites staat dan ook nog in de kinderschoenen in Nederland (zie het artikel van Annemieke de Jong). Toegankelijkheid Het Geheugen van Nederland richt zich niet alleen op 'een breed publiek van mensen met interesse in geschiedenis en cultuur', maar ook op 'leerlingen en docenten in het hoger onderwijs'.21 Het is die laatste groep die zonder twijfel het meest geprofiteerd heeft van de technologische ontwikkelingen van de laatste jaren. Terwijl in het verleden de audiovisuele archieven nauwelijks een rol speel den bij het leveren van lesmateriaal in het kader van de schoolradio, onderwijs- film of schooltelevisie, zijn zij nu de grote content providers geworden. Dit is niet alleen te danken aan de veelomvattende collecties van deze instellingen en het feit dat door de technologie van streaming media22 en gesloten Internetgemeenschappen problemen ten aanzien van piraterij omzeild kunnen worden, maar ook aan veranderingen in de onderwijspraktijk. Steeds meer komt de nadruk te liggen op de zelfwerkzaamheid van de scholier of student, die mede wordt mogelijk gemaakt omdat onderwijsmateriaal in een digitale leeromgeving onafhankelijk van tijd en plaats aangeboden wordt. Bovendien kan de scholier of student 'interactief' met het aangeboden materiaal aan de slag gaan door frag menten te selecteren en deze in de opdracht te verwerken.23 De laatste jaren zijn er enkele succesvolle pilots op dit gebied geweest, zoals het Davideon project (2002-2004). Met subsidie van SURFnet werden docenten aan de deelnemende instellingen Rijksuniversiteit Groningen, Universiteit van Amsterdam en Christelijke Hogeschool Windesheim Zwolle in de gelegenheid gesteld om 1250 uur, door Beeld en Geluid beschikbaar gesteld beeld- en geluidmateriaal (films, radio- en televisieuitzendingen) als streaming media voor onderwijsdoeleinden in te zetten (zie het artikel van Leek en Slot). INLEIDING 18 MIEKE LAUWERS EN BERT HOGENKAMP VAN EMANCIPATIE TOT PROFESSIONALISERING DE ONTWIKKELINGEN IN DE AUDIOVISUELE ARCHIVERING SINDS 1997 19 http://www.prestospace.org/ (gezien d.d. 9 februari 2006). 20 Zie http://www.geheugenvannederland.nl/gvnNL/handler.cfm/event/onpage/pageid/772A8B3E-61A5- 11D6-8F22-0002A508D0B7/flash/1 (gezien d.d. 9 februari 2006). 21 Zie http://www.geheugenvannederland.nl/gvnNL/handler.cfm/event/onpage/pagelD/ 1F06684C-6721- 11D6-8F22-0002A508D0B7 (gezien d.d. 9 februari 2006). 22 Voor een uitleg van de techniek van streaming media met behulp van animatie zie httpestream.schule.at/ flash/eStream_nl.html. 23 Zie Johan Oomen, Internet en het Nieuwe Leren, Hilversum (Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid, 2003; Dick Hermans, Jan Tijmen Goldschmeding, Streaming Video en het Hoger Onderwijs, http://video.surfnet.nl/info/webstroom/Publicaties/artikel_content.jsp?objectnumber=40116 (gezien d.d. 9 februari 2006). 19

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Jaarboeken Stichting Archiefpublicaties | 2005 | | pagina 11