communicatieve of 'historische' betekenis. Voorbeelden waren de Vrede van
Munster, archieven uit de Tweede Wereldoorlog en de Koude Oorlog (BVD). Ook
archieven die deel uitmaakten van een sociale stijl, mentaliteit binnen de samen
leving, konden zo'n waarde vertegenwoordigen.
Ten tweede zag Klep de descriptieve, informatieve en synthetische waarde. Deze
betrof archiefbescheiden met gegevens die een beschrijving bieden van verschijn
selen in de Nederlandse samenleving en cultuur. Bij de bepaling van deze waarde
diende men rekening te houden met de zeldzaamheid en rijkdom van de gegevens
in de archieven. Als derde waarde onderscheidde Klep de analytische en kritische
waarde van archiefbescheiden. Klep verstond hieronder materiaal 'dat een
kritische beoordeling van bestaande kennis en inzicht mogelijk maakt.'57 Hij
noemde als voorbeelden: analytische rapporten, informatieverzamelingen,
dossierverzamelingen en databases. Daarbij tekende Klep aan dat deze vormen
van informatie ook beoordeeld zouden moeten worden op hun reductiepotentie
in de vorm van steekproeven.
Daarnaast deed Klep een aantal voorstellen om de culturele waardering binnen
de procedures rond selectielijsten te versterken. Hij pleitte voor het betrekken
van externe deskundigen bij de waardering van archiefbescheiden, zodat inter
subjectieve oordeelsvorming plaats kon vinden. Ook bevatte de discussienota
aanbevelingen voor waarborging van de kwaliteit van de selectie bij het toepassen
van de vernietigingslijsten.
In haar advies 436 sloot de Rijkscommissie voor Archieven aan bij de discussie
nota van Klep. De Rijkscommissie adviseerde de minister de wettelijke en maat
schappelijke erkenning van de culturele waarde van de archieven aan te scherpen
en te expliciteren, onder meer door het begrip 'belang voor historisch onderzoek'
te verruimen naar cultuurhistorisch belang en het beginsel van een parallelle
selectie te onderschrijven. De commissie raadde voor de selectie vanuit cultuur
historisch belang de uitvoering van een informatieanalyse van de archieven aan.
Ook adviseerde de commissie dat bij het driehoeksoverleg tenminste een externe
deskundige zou worden betrokken ten behoeve van de intersubjectiviteit van de
waardering. De commissie adviseerde ook een betere onderbouwing van de
keuzes die werden gemaakt voor de selectie en meer aandacht voor de uitvoering
van de selectie.
In het Archiefbesluit 1995 kwam naar aanleiding van het advies van de
Rijkscommissie voor Archieven een verruiming van de belangen waarmee bij de
selectie rekening diende te worden gehouden. De waarde van archiefbescheiden
als bestanddeel van het culturele erfgoed werd in het besluit opgenomen. Ook
werd in het Archiefbesluit een aantal aanbevelingen van onder meer de Raad
voor het Cultuurbeheer overgenomen, zoals de beperkte geldigheid van selectie
lijsten, de ter inzage legging enz.58
Deze aanpassingen namen de zorgen van de Rijkscommissie niet weg. In een van
de laatste adviezen (advies 449) van de Rijkscommissie voor de archieven van de
Raad voor het Cultuurbeheer59 uitte de commissie zijn bezorgdheid over de
vaststelling van selectielijsten. De commissie was van mening dat door de Rijks-
archiefdienst, vertegenwoordigd door medewerkers van PIVOT, te formalistisch
werd gereageerd op ingekomen zienswijzen en adviezen van de Commissie.
Ook de verslagen van het driehoeksoverleg misten een onderbouwing van de
gemaakte keuzes.
Het historisch veld bleef zich roeren. In een brief aan de toenmalige minister van
Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, Jo Ritzen, uitte het KNHG zijn verontrus
ting onomwonden. Het meende dat het belang van archieven als bestanddeel van
het cultureel erfgoed werd geschaad door de toenmalige praktijk van selectie en
vernietiging van archieven. Het KNHG vond de tegenstellingen van dien aard dat
'wij niet uitsluiten dat met een beroep op de criteria van het Archiefbesluit, zoals
hoger vermeld, belanghebbende onderzoekers zich, als geen minnelijke schikking
mogelijk blijkt, tot de arrondissementsrechtbank en zo nodig de Raad van State
zullen wenden, indien de vernietiging van bepaalde archivalia in strijd met de
wettelijke criteria acuut wordt, ten einde een voorlopige wijziging in hun geest te
vragen'.60
Het belangrijkste verwijt van de critici aan de archivarissen was dat zij door uit
sluitend uit te gaan van de handelingen van de overheidsorganen het autonome
culturele en historische belang van archieven verwaarloosden. De archivarissen
betoogden van hun kant dat door hun wijze van waarderen ook de belangen van
archieven als bestanddeel van het cultureel erfgoed en voor historisch onderzoek
werden gedekt. Deze visie werd nog eens onderstreept door de verantwoordelijke
bewindsman voor het archiefbeleid, staatssecretaris A. Nuis, in een brief aan de
Raad voor Cultuur. Nuis stelde dat aan de bronnen 'geen eisen kunnen worden
gesteld die vreemd zijn aan de bron en haar ontstaan als neerslag van overheids
handelen.' In reactie op de stelling van de Raad in zijn advies 436 dat de onder
zoeker de informatie in de archieven en andere hem ter beschikking staande
overblijfselen uit het verleden beschouwt als 'een representatie van de wereld in
het algemeen', en dat van daaruit 'niet de pragmatiek maar de semantiek van de
informatie' aan de orde is, stelde Nuis: 'De overheidsarchieven - zelfs als zij
volledig bewaard zouden blijven - vormen geen weerspiegeling van de samen
leving in al haar aspecten, maar (slechts) een weerspiegeling 'door de bril van de
overheid' van de interactie van de samenleving met de overheid'. De informatie-
waarde van de overheidsarchieven werd zijn inziens bepaald - en beperkt - door
de aard van de archiefbescheiden als neerslag van productie, distributie en
consumptie van overheidshandelen. De 'waardebepaling van informatie voor het
(emotioneel, feitelijk en kritisch) kennen van (aspecten van) de samenleving',
zoals bepleit door de Archiefcommissie, achtte hij daarom niet goed mogelijk.61
Historici en archivarissen; een vertrouwensbreuk
Dat het tot een vertrouwensbreuk tussen archivarissen en historici kwam had
onder meer te maken met de groeiende kloof tussen beide professies. Daarnaast
speelde ook de suggestie, gevormd door de Rijksarchiefdienst bij de introductie
van de nieuwe selectiemethode, dat er sprake was van een breuk met het verleden
DE TOEPASSINGSPRAKTIJK
57 Ibidem, p. 26.
58 Zie de Nota van toelichting bij het Archiefbesluit 1995 Staatsblad 1995, nr. 671).
59 In verband met een herziening van het adviesstelsel werd de Raad voor het Cultuurbeheer opgeheven en
opgevolgd door de Raad voor Cultuur, waarin ook een commissie werd ingesteld om de minister te
adviseren over het archiefbeleid en het archiefwezen.
124
NOOR SCHREUDER HISTORISCH OF ADMINISTRATIEF? DE SELECTIE VAN ARCHIEVEN GEWOGEN
60 De brief is gepubliceerd in Nieuws van Archieven 15 (1996), p. 146.
61 Brief van de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen van 6 september 1996 aan de
voorzitter van de Raad voor Cultuur. Gepubliceerd in Nieuws van Archieven 15 (1996), pp. 222-223.
125