In de Modelopzet voor het maken van een collectiebeleidsplan kwam nog een ander, tamelijk nieuw selectiebeginsel binnen de collectievorming naar voren: namelijk het samenstellen van een 'topcollectie'. Deze stukken krijgen extra aandacht qua conservering, ontsluiting, verfilming en digitalisering. De criteria voor de topcollectie zouden publieks- en benuttingsgericht moeten zijn, terwijl bovendien gekeken zou moeten worden naar goede combinaties met topcollecties van andere culturele instellingen. Op dit specifieke terrein van collectievorming en -exploitatie lijkt de verschui ving van etatistische naar maatschappelijke criteria sterk aan kracht te winnen. Het voortbestaan van etatistische trekken in de concrete (PIVOT-achtige) archiefselectie bij de ministeries, de gemeenten en andere overheidsorganen (gerichtheid op reconstructie van de hoofdlijnen van het overheidsbeleid en het niet evenwaardig accepteren van de relatie van de overheid met de individuele burger) valt nu des te sterker op en lijkt met de maatschappelijke trend niet vanzelfsprekend in harmonie, zelfs in tegenspraak.. Hoe kunnen tot min of meer uitgebreide beleidsarchieven gereduceerde overheidsarchieven zich staande houden in de race van de voor de individuele burger meest aantrekkelijke archieven? Het ontwikkelen van concrete collectiebeleidsplannen ging niettemin erg langzaam. In 2004 hadden 2 van de 39 grootste openbare archiefdiensten een acquisitieprofiel op hun website. In dat zelfde jaar probeerde J. van Oss opnieuw principes te formuleren27. Veel van deze principes hebben echter vooral betrek king op coördinatie met andere archievenverzamelende instellingen. De inhoudelijke waardering van te acquireren particulier archief kan steunen op het beginsel van de min of meer objectieve representativiteit in de regio of de natie, maar ook de eigen 'signatuur' of (inter)nationale specialisatie van de archiefinstelling. Hiermee kreeg een vanouds bestaand criterium een nieuwe glans. En dit laatste principe lijkt het te gaan winnen. Maximale herkenbaarheid is ook politiek een steeds sterker gegeven. Uiteraard loopt men dan weer het risico dat archieven die betrekking hebben op andere zaken dan de gekozen 'signatuur' van het geheel van de Nederlandse archiefinstellingen verloren gaan. Niets gaat zo snel als de waan van de dag, ook inzake acquisitie. De archieven binnen het grotere geheel Ten besluite zou men nog de vraag kunnen opwerpen of, en zo ja hoe, de cultu rele selectie van archiefmateriaal door de overheid in nauwer verband wordt gebracht met andere culturele selecties, acquisities en beheersvormen die in de samenleving te vinden zijn. Waar vindt het coördinerend overleg plaats om een 'spiegel van de maatschappij' te vormen en in hoeverre worden daarbij bindende afspraken gemaakt? Een soort 'total archives' benadering bestaat in Canada en omvat trouwens alle media. Daarbij zou ook het huidige financiële evenwicht tussen de verschillende culture le selecteurs en bewaarders een discussiepunt kunnen vormen. Momenteel is de Raad voor Cultuur een gremium waar dat zou kunnen gebeuren; op provinciaal en gemeentelijk niveau zijn er wellicht overeenkomstige adviesorganen. Worden daar provocerende vragen gesteld zoals: weegt de acquisitie en bewaring van een schilderij van 25 miljoen op tegen vernietiging van enorme hoeveelheden uniek archiefmateriaal? De Nota's Cultuurbeleid laten zien dat het archiefwezen binnen het budget Cultuurbeheer van de Rijksoverheid (Musea, Monumenten zorg, Archeologie, Archieven en Overig) in 1993-1996 ca 35 miljoen kreeg, dat is ca 10-11% van de begroting voor het onderdeel Cultuurbeheer. Nadien is dit veel moeilijker traceerbaar. Een dergelijk groter verband opent ook de mogelijkheid van een publiek debat hierover. Naarmate de selectie en bewaring voor ministeries, provincies en gemeenten graden van vrijheid en eigen invulling vertonen wordt selectie en beheer een politiek item. Hierin zou de grote sector van de actuele historische cultuur een veel actievere rol kunnen spelen dan tot nu toe. Conclusie Er hebben zich in de laatste vijftien jaar belangrijke verschuivingen voorgedaan in de archivistische theorie, de legitimering van het bewaren van archieven, in de selectiedoelstellingen, in de concrete selectiecriteria en in de ambities van archiefbewaarplaatsen, ieder met een eigen tempo. Hoewel de eerste zeven selec tiecriteria in de selectiedocumenten nog altijd etatistisch worden geformuleerd, voorzien van een juridische en administratieve legitimatie, wordt archiefbewa ring in Nederland al lang niet meer uitsluitend gefundeerd in een concept van de staat. In dit opzicht is het veelzeggend dat er een uitgebreide pragmatische omgang met het historisch belang is ontstaan. Er is een socio-culturele verantwoording ontstaan die gefundeerd is in de cultuurpolitiek en in het toekomstig publiek gebruik van archieven. Archieven dienen om zo goed mogelijk cultuur te scheppen. Gewezen is op de groeiende kwantitatieve en kwalitatieve rol van de historische cultuur in de samenleving. In feite wordt het bewaren van archieven gebaseerd op de gedachte dat het een vorm van cultureel investeren in de toekomst is. In een breder verband heeft Cook erop gewezen dat de professie van de archivaris aan het veranderen is, namelijk steeds meer gericht op de analyse van de context waarin materiaal ontstaat, en steeds meer voorzien van een selectiemethode die sterk op de functies van de scheppers van materiaal is gericht, op interessante informatieprocessen. Deze moderne aanpak is in Nederland reeds vergevorderd. De laatste tendens zet nog verdere stappen in de richting van een maximale inzet voor toegankelijk maken voor het grote publiek. In het Beroepsprofiel archivaris (archiefbeherende instelling) van de DIVA (oktober 2004) worden taakdomeinen genoemd waaronder het Taakdomein Waarderen/Selectie/Acquisitie er één van de negen is. Daaronder horen activitei ten als het maken van 'historisch-maatschappelijke analyses', het verwerven van particuliere archieven, selecteren van archieven voor conservering, en opstellen van een collectievormingsprofiel. Bovendien wordt in het Taakdomein Onderzoek voorzien dat wetenschappelijk onderzoek wordt uitgevoerd ten behoeve van acquisitie, bewerking, dienstverlening en educatie. Vergeleken met de DIV-opleidingseisen van 1994 betekent dit een flinke uitbreiding28. WAARDERINGSTHEORIE EN ONTWIKKELING VAN WAARDERINGSMETHODEN EN -STRATEGIEËN 27 J. van Oss, Overvloed en onbehagen. Pleidooi voor acquistiebeleid op maat (voordracht KVAN studiedagen 2004). 102 PAUL M.M. KLEP VERSCHUIVENDE VISIES EN PRAKTIJKEN. ARCHIEVEN BEWAREN VOOR ONDERZOEK EN CULTUUR 28 Beroepsprofiel archivaris (archiefbeherende instelling) (Den Haag 2004); DIV-opleidingseisen (Den Haag 1994). 103

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Jaarboeken Stichting Archiefpublicaties | 2004 | | pagina 53