Verschuivende visies en praktijken. Archieven bewaren vooronderzoeken cultuur* Inleiding Het is een grote kunst is om het meest waardevolle te bewaren uit de archieven die dagelijks worden gevormd. Deze verzamelende en selecterende activiteit stelt hoge eisen aan de beoordelaars. In Nederland bestaat er voor wat de overheids archieven betreft een wettelijk houvast in de Archiefwet van 1995. De belangen van de recht- en bewijszoekende burger moeten gerespecteerd worden. In de tweede plaats is er het belang van de archiefvormende instantie die moet kunnen nazoeken wat er besloten is en waarom. Tenslotte moet er rekening worden gehouden met het wettelijk vastgelegde belang van het toekomstig historisch onderzoek.1 Een dergelijk concreet houvast ontbreekt ten aanzien van publieke bewaring van particuliere archieven, maar in de praktijk verhindert dit niet dat de archief bewaarplaatsen een grote rijkdom aan dergelijk materiaal vertonen en dat er dagelijks particuliere archieven worden verworven. Hoewel de primaire verantwoordelijkheid voor selectie en behoud van particuliere archieven door de overheid bij de particuliere instellingen wordt gelegd, wordt de infrastructuur van het openbare archiefwezen mede als vangnet beschouwd voor onvervangbaar en onmisbaar archiefmateriaal. De Rijksarchiefdienst heeft hier een aanvullende taak.2 Op gemeentelijk en provinciaal niveau wordt overeenkomstig gehandeld. In zijn advies over de Cultuurnota 2005-2008 formuleert de Raad voor Cultuur het belang van archieven in de samenleving als volgt: Het belang van archieven is vooral gelegen in de maatschappelijke functie die zij vervullen als collectief geheugen. Het begrip 'geheugen' heeft twee kanten, die soms op gespannen voet met elkaar staan. De ene kant is mensgericht, vraaggericht en (inter)subjectief: het geheugen als drager van herinneringen, aansluitend bij de persoonlijke beleving van het verleden. De andere kant is objectgericht, aanbod- gericht en meer georiënteerd op objectiviteit: het geheugen als opslagplaats van informatie die op algemene gronden en tot nut van een breed scala van geïnteres seerden voor bewaring in aanmerking komt. De uitdaging voor de archiefsector ligt in het succesvol combineren van die twee kanten. Dat vereist volgens de Raad een integraal archiefbeleid. Daarin moet niet alleen aandacht besteed worden aan overheidsarchieven en het daaraan gerelateerde openbare archiefwezen, maar evenzeer aan particuliere archieven met een evident cultureel belang, maar waarvan de bewaring niet wettelijk geregeld is. De archiefsector heeft de afgelopen jaren veel geïnvesteerd in het laagdrempelig, veelal digitaal, toegankelijk maken van archieven. De hoeveelheid werk die is verzet, is indrukwekkend en het effect op het publieksbereik groot. In opdracht van de Staatssecretaris van Cultuur en Media is onlangs onderzocht hoe de publieksgerichtheid van de archiefsector verder verbeterd zou kunnen worden. De uitkomsten van dat onderzoek zijn neergelegd in het rapport 'Naar een publieksgericht archiefbestel'3 De Raad schetst hier het brede, nationale kader waarbinnen ook de problematiek van de maatschappelijk verantwoorde acquisitie en nadere selectie is gaan spelen. De DIVA wordt thans door de Raad als de eerstaangewezen vertolker van de belangen van het archiefveld beschouwd. In de jaren negentig was de Rijksarchiefdienst nog de belangrijkste speler in de archiefwereld. Gedwongen door de versnelde overbrenging van archieven van overheidsdiensten concentreerde de RAD zich - zonder de particuliere archieven te verwaarlozen - met name op de acquisitie en selectie van overheidsarchieven. In die jaren is de selectiedoelstelling voor de overheidsarchieven aangescherpt. Met het te bewaren materiaal moest het mogelijk zijn om een reconstructie te maken van de hoofdlijnen van het handelen van de rijksoverheid. Hierbij werd in de eerste plaats het bewaren van het beleidsvoorbereidende en -vormende deel van de handelingen van de overheid beoogd. Deze doelstelling, die ik wegens zijn vanuit de staat gedacht en beleidsmatig perspectief etatistisch gekleurd zou willen noemen, is in de loop van de jaren voorzichtig aangepast met een toevoe ging waarvan de implicaties niet volledig duidelijk zijn. De omschrijving luidt thans: een reconstructie te maken van de hoofdlijnen van het handelen van de rijksoverheid ten opzichte van haar omgeving, maar ook van de belangrijkste historisch-maatschappelijke gebeurtenissen en ontwikkelingen, voorzover deze zijn te reconstrueren uit overheidsarchieven,4 De interactie van de overheid met gewone individuele burgers, organisaties en bedrijven moet naast de geprivi legieerde reconstructie van het politiek proces nog altijd een duidelijke plaats krijgen. Het inmiddels in 2002 tot Nationaal Archief hervormde Algemeen Rijksarchief heeft een nieuwe start gemaakt. Na alle aandacht die naar overheidsarchief is uitgegaan wordt de laatste jaren een duidelijke plaats aan de verwerving van par ticuliere archieven gegeven. Het Nationaal Archief wenst archieven van landelij ke betekenis te verwerven die afkomstig zijn van de nationale overheid, maar evenzeer van particuliere personen en instellingen met een (inter)nationale uit straling. Deze archieven vormen een noodzakelijke aanvulling. In de manier waarop zij worden geselecteerd is opnieuw het beleid van de overheid als leidraad PAUL M.M. KLEP Deze bijdrage is een bewerkte versie van een voordracht gehouden op het Symposium 'Gelders Archiefvorser gezocht', georganiseerd door de Vereniging Gelre te Arnhem op 27 september 2002. De auteur is veel dank verschuldigd aan enkele commentatoren. 1 Archiefwet 1995; zie ook de paragraaf archiefbeheer op de website van het Nationaal Archief (januari 2005). 2 Ministerie van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur, Investeren in cultuur. Nota Cultuurbeleid 1993-1996 (Den Haag 1992) 108 84 PAUL M.M. KLEP VERSCHUIVENDE VISIES EN PRAKTIJKEN. ARCHIEVEN BEWAREN VOOR ONDERZOEK EN CULTUUR 3 Raad voor Cultuur, Advies Cultuurnota 2005-2008 (Den Haag 2004), Inleiding Archieven, 6 4 Productbeschrijving Nationaal Archief/Collectie/Selectie. Vastgestelde versie maart 2004. De formulering werd recentelijk gebruikt door A.Dellebeke en A. Poelwijk, History in the making. Historisch ideaal versus archivistische werkelijkheid bij ar chief selectie. Voordracht KVAN Studiedagen 2004. De daar gebruikte formulering stopt echter na de woorden ten opzichte van haar omgeving. 85

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Jaarboeken Stichting Archiefpublicaties | 2004 | | pagina 44