het wel of niet vertegenwoordigd zijn in het archief niets zegt over de relatieve
omvang van de desbetreffende categorie in de stedelijke samenleving in een
bepaalde periode. Vanuit die benadering koos het Gemeentearchief Rotterdam
voor een zestal indicatoren waarmee de politieke, economische, culturele, sociale
en topografische ontwikkeling van de stad (anno 1999) vastgesteld kan
worden.10 In navolging daarvan hebben we, in eerste instantie voor de interne
discussie, een voorbeeldtabel opgemaakt op basis van een viertal indicatoren die
richtinggevend kunnen zijn bij de praktijk van verwerving.11 Het meetjaar is
2000 en dat vormt direct de beperking van dit instrument. Het is een moment
opname waarmee je moeilijk een archief gevormd tussen 1920 en 1960 kan
beoordelen. De indicatoren zouden over een langere periode tot aan bijvoorbeeld
het begin van de 20e eeuw vastgesteld moeten worden, wil het bruikbaar zijn als
instrument voor verwerving (nog los van de potentiële aanwezigheid van archie
ven en collecties).
Net als collega-archieven probeert ook het GAA te zoeken naar een instrument
dat meer houvast biedt bij het hanteren van dit uitgangspunt, maar voorlopig is
het ultieme instrument nog niet gevonden. De vraag is zelfs of dat ooit gevonden
zal worden. Want hoe verhoudt het begrip 'representativiteit' zich bijvoorbeeld
tot het begrip 'uniciteit'? Stel het GAA krijgt het complete archief van een land
bouwbedrijf aangeboden. Kunnen we dat dan op grond van het feit dat deze
sector niet representatief is voor de economie van Amsterdam weigeren op te
nemen, of moeten we het juist wel accepteren vanwege de uniciteit ervan?
Interessant bij het daadwerkelijk uitwerken van zo'n instrumentarium is het
begrip 'key record creators' van de Duitse archivist Hans Booms. Door onderzoek
te doen naar de meest fundamentele maatschappelijke functies van de overheid
en andere personen en organisaties in de maatschappij weet je welke overheids
instanties, particuliere personen en organisaties je moet bewaren.12 Paul Klep
werkt deze gedachte verder uit door aan te geven uit welke elementen ondersteu
nend onderzoek zou moeten bestaan en welk hulponderzoek nodig is.13
Het biedt interessante aanknopingspunten om de acquisitie en selectie meer
fundamenteel te sturen en scherpe keuzen te kunnen maken. De vraag is mijns
inziens niet zozeer of ondersteunend onderzoek noodzakelijk en nuttig is en of
een maatschappelijke-culturele visie op het bewaren van archieven en collecties
gehanteerd moet worden, maar hoe hier in de praktijk gevolg aan te geven. Na
drie jaar praktijkervaring weet ik dat de sneltreinvaart waarin het proces van
acquisitie, met name in een stad als Amsterdam, plaats vindt, weinig ruimte
biedt voor langdurige onderzoeksactiviteiten, zoals het maken van een overzicht
van Amsterdamse 'key record creators', of een lijst van heftige confrontaties
tussen overheid en burger, etc.. Samenwerking met universiteiten of hogescholen
biedt wellicht een mogelijkheid.
Toch dringt mijn museumachtergrond zich hier weer op en denk ik stiekem na
over de vraag of we het streven naar een gestructureerd en toetsbaar acquisitie
beleid op basis van het criterium 'representativiteit' niet moeten laten varen en
net als dat bij bibliotheek- en atlascollecties veelal de praktijk is, uitgaan van
noodzakelijke inhoudelijke kennis en gevoel voor kwaliteit die aan de basis ligt
van een verwerving. Over collecties van archiefbewaarplaatsen wordt anders dan
bij musea veel meer gesproken in termen van neutraal en evenwichtige afspiege
ling van de samenleving. Maar hoe evenwichtig kunnen we zijn als de praktijk er
toch vooral een is van reageren op wat aangeboden wordt? En hoe neutraal zijn
we als we als voornamelijk witte archiefmedewerkers constateren dat we nog
geen erfgoed van migranten in huis hebben? En wat, nu we toch vragen aan het
stellen zijn, is er eigenlijk mis met een persoonlijke voorkeur, zoals een conserva
tor zijn of haar stempel drukt op de collectievorming van een museum in een
bepaalde periode, of met acquisitie volgens van te voren vastgestelde thema's.
Zoeken we niet naar een neutraliteit en een evenwichtige afspiegeling die irreëel
is en niet tegemoet komt aan de weerbarstige praktijk?
4 Authenticiteit
In principe komen alleen authentieke stukken voor acquisitie in aanmerking,
tenzij slechts kopieën of afschriften beschikbaar zijn en/of acquisitie van
authentieke stukken niet mogelijk is.
Hoewel het criterium authenticiteit nog steeds een belangrijke leidraad is bij
acquisitie is dit met de komst van digitale documenten wel aan erosie onder
hevig. Wat te denken van het boeiende project van Esther Polak bij de recent
gehouden kaartententoonstelling in het GAA. Een aantal van te voren aangemel
de Amsterdammers legden met behulp van een PDA (personal digital assistent)
een eigen route door de stad af. Alle routes samen vormden een nieuwe digitale
kaart. Wat is nu authentiek? Een fotografische afdruk van het eindresultaat of
het digitale bestand? Omdat ook wij het antwoord nog niet precies wisten
hebben we besloten van beide eindproducten een resultaat op te nemen, zodat
we nu een digitaal bestand hebben en een door de maker geselecteerde en
bewerkte keuze als fotografische afdruk. Een soortgelijk probleem doet zich voor
bij de BWT (bouw en woningtoezicht) dossiers. Richtlijn bij de overdracht van
deze archieven is ofwel de originelen op papier over te dragen, ofwel digitaal en
op microfiche. Alleen digitaal is niet toegestaan, want dan is de duurzaamheid
niet gegarandeerd. Interessant is dat zich bij de overdracht tegengestelde belan
gen voordoen. De afdeling Beheer geeft vanuit het oogpunt van behoud de voor
keur aan vervanging van de papieren dragers naar digitale dragers. Maar de
afdeling Publieksdiensten daarentegen brengt het argument van de bezoeker in
stelling dat nu juist die papieren drager gewaardeerd wordt; het zogenaamde
echtheidssentiment. De hele discussie kwam wat authenticiteit betreft in een
interessant licht te staan toen een collega opmerkte dat er feitelijk helemaal geen
sprake is van originelen, want die zijn altijd bij de architecten gebleven. Wat is
authenticiteit? En wiens selectiecriterium weegt nu het zwaarst?
WAARDERINGSTHEORIE EN ONTWIKKELING VAN WAARDERINGSMETHODEN EN -STRATEGIEËN
10 De indicatoren zijn: 1. verschuivingen in de bevolkingssamenstelling; 2. de hoofdthema's in de gemeente
lijke en landelijke politiek; 3. het aantal inschrijvingen bij de Kamer van Koophandel per rubriek; 4. in ver
gelijking met andere grote steden (Amsterdam, Den Haag en Utrecht); 5. het historisch belang ofwel de
mate van toonaangevendheid in de grote Rotterdamse geschiedenis van families, stichtingen, bedrijven en
maatschappelijke stromingen; 6. raadsbesluiten sloop/bouw (topografisch)
11 Zie bijlage
12 Cook, 'What is Past is prologue', 45-46 en Paul M.M. Klep, Bewaren voor onderzoek en cultuur'.
13 Paul M.M. Klep, Bewaren voor onderzoek en cultuur'.
74
ALICE VAN DIEPEN HET ULTIEME INSTRUMENT VOOR EEN TOETSBAAR ACQUISITIEBELEID?
75