Toch een stukje geschiedenis over het ontstaan van de vernietigings- /selectielijst Op gezag van de Archiefwet 1995 dienen selectielijsten te worden samen gesteld.35 De selectielijst is in zoverre anders dan de vernietigingslij sten die voor dien wettelijk verplicht waren, dat zij ook aangeven welke archiefstukken voor blijvende bewaring in aanmerking komen. De vernietigingslijsten36 uit het verle den vermeldden alleen de stukken die op termijn voor vernietiging in aanmer king kwamen. De Algemene maatregel van Bestuur uit 1919 ter uitvoering van artikel 5 van de Archiefwet 1918, onderving ten dele het probleem van tot dan toe min of meer willekeurige opruiming. Deze archiefwettelijke bepaling moet in relatie worden gezien tot beschikkingen van de Minister van Binnenlandse zaken over vernietigingslijsten voor niet-over- gebrachte archiefstukken in provinciale archieven van 6 juli 1910 en voor al dan niet overgebrachte archiefstukken in gemeentelijke archieven van 14 oktober 1908. De beschikking van 6 juli 1910 voornoemd kwam in de plaats van een beschikking van 31 december 1896.37 Daarvoor waren er al enkele beschikkingen met betrekking tot de vernietigingsproblematiek gepubliceerd. Die van 1872/1873 waarbij departementen de stukken zonder waarde dienen te merken met de letters V.V.V., Voor Vernietiging Vatbaar. Interessant is dat hiervoor blijkbaar geen vernietigingslijst nodig was, dit in tegenstelling het Koninklijk Besluit van 11 september 1846 die als vernietigingslijst voor de Algemeen Rekenkamer moet worden begrepen38. De eerste vernietigingslijst, volgens Van Meerendonk. Andere besluiten uit de eerste helft van de negentiende eeuw, te weten die van 10 juli 1841 en 29 juli 1830, behandelen respectievelijk 'de opruiming van de comptabele stukken' en het 'verscheuren en verkopen [van archiefstukken] 'als voor de dienst doelloos en van geen nut hoe ook genaamd zijn".39 Of deze beslui ten zijn geïnspireerd op archiefwettelijke bepalingen met betrekking tot, anachro nistisch gezegd, waardering, selectie en verwijdering uit revolutionair en Napoleontisch Frankrijk, valt niet te zeggen. Thomassen stelt terecht dat het gevaarlijk is de ontwikkelingen in Frankrijk met betrekking tot het ontstaan van het archiefwezen in algemene zin als model voor heel West-Europa te gebruiken.40 Toch lijkt dit voor de wetgeving opgeld te doen. Althans, voor de gebieden die voor korte of langere tijd waren geïncorporeerd in 62 het Frankrijk van toen, en daar hoorde (delen van huidig) Nederlands grond gebied bij. Voorbeelden van Franse wet- en regelgeving uit de revolutiejaren: de archiefwetten van 7 messidor an 2 (24 juni 1794), 5 brumaire an 5 (26 oktober 1796) en de instruction préliminaire van 5 germinal an 6 (25 maart 1798). De eerste archiefwet was met name bedoeld om verbranding van archieven uit het Ancien Régime een halt toe te roepen en overbrenging naar de Bibliothèque Nationales of het Archives Nationales te regelen en de vernietiging te reguleren. De tweede archiefwet en de instruction richtten zich op de overbrenging naar departementale archiefdiensten en uitwerking van de regulering van de vernieti ging.41. In de instruction préliminaire is zelfs aangegeven welke categorieën stukken voor bewaring en welke voor vernietiging in aanmerking komen.42 De instruction bevatte blijkbaar een selectielijst in de moderne, archiefwettelijke, betekenis. Een lijst dus die vooraf ging aan de lijst van 1846 die Van Meerendonk als eerste bestempelt. In het 'Nederlandse revolutiejaar' 1795 zijn decreten uitge vaardigd waarin de vernietiging van archiefstukken werd verordonneerd. Zo bij voorbeeld het (lot)geval van de Acte van Garantie uit 17 8 843 die 'ten spoedigste zoude mogen verbrand of vernietigd werden', wat dan ook geschiedde.44 Back to the future Getuige de vele geschriften over wat nu eigenlijk archief is, wat een document, wat een archiefstuk enzovoorts, betekent dat (inter)nationaal de verschillen groot zijn. Dat de archivistiek zich hoe langer hoe meer (ook) moet richten op andere disciplines zoals bijvoorbeeld de informatie- en communicatie technolo gie, bestuurskunde en politicologie maakt de zaak alleen nog maar ingewikkel der. In al die disciplines worden nagenoeg dezelfde termen gebruikt voor concepten die ook voor de archivistiek van belang zijn; echter wel vaak met een (iets) andere betekenis. Bovendien wordt door internationalisering en globalise ring de afstemming van het archivistisch taal- en woordgebruik belangrijker. Niet het minst gezien de rol die de Engelse taal hierin speelt, kan afstemming op de Anglo-Amerikaanse wereld van belang zijn45 al was het maar - en ik lijk dat hier te bagatelliseren - opdat we elkaar in de internationale archivistische discus sie beter begrijpen. Een mooi voorbeeld is de reikwijdte van het woord archief 63 WAARDERINGSTHEORIE EN ONTWIKKELING VAN WAARDERINGSMETHODEN EN -STRATEGIEËN 35 Artikel 5 onder c, Archiefbesluit 1995. 36 Respectievelijk volgens artikel 5 Archiefwet 1918 en bijbehorend Besluit van den 7den October 1919 tot vaststelling van den algemeenen maatregel van bestuur, bedoeld in artikel5 der Archiefwet 1918; artikel 3, Archiefbesluitl968 en het bijbehorende Besluit algemene richtlijnen vaststelling vernietigingslijsten archiefbescheiden. Op grond van het besluit uit 1919 bestond de verplichting tot het opstellen van vernieti gingslijsten alleen voor provinciale, gemeentelijke en waterschapsarchieven en pas met de wijziging van 1929 ook van toepassing werd geacht voor de rijksarchieven. Zie Fruin, De archiefwet 1918, derde stuk, p. 55. 37 Fruin, De archiefwet 1918, eerste stuk, p. 27; R. Fruin, De archiefwet 1918, tweede stuk. (Alphen aan den Rijn, 1920), p. 37. 38 Van Meerendonk, Handleiding, p. 16 e.v. 39 Idem. 40 Theo H.P.M. Thomassen, 'De nationale collecties en het amalgaam der charters: het ontstaan van het Nederlandse archiefwezen', in: Miscellanea Archivistica. Studia 103. Het archiefwezen in Europa omstreeks 1800. Les archives en Europe vers 1800. De lezingen ter gelegenheid van de gelijknamige studiedag in het Algemeen Rijksarchief te Brussel op 24 oktober 1996. Les communications présentées dans le cadre de la journée d'études du même nom aux Archives générales a Bruxelles le 24 octobre 1996. (Brussel, 1998), pp. 57-74, daar p. 57 e.v. Bij de opmerking van Thomassen moet ook wordt betrokken dat Frankrijk zeker niet het eerste land was waar de centralisatie van het archief (functie) in de zin van bescherming van het, ook hier weer anachronistisch, cultureel-erfgoed werd vormgegeven. Archieven in Turijn (vroege 18e eeuw), Sint Petersburg (1720), Wenen (1749), Warschau (1765), Venetië (1770) en Florence (1778) gingen vooraf aan de oprichting van het Archives Nationale in Parijs in 1790. Zie Jacques Le Goff Geschichte HANS WAALWIJK EEN BOUWSTEEN VOOR DE TOREN VAN BABEL und Gedachtnis, vertaald uit het Frans (Histoire et mémoire, 1986, oorsponkelijk in het Italiaans Storia e memori, 1977) door Elisabeth Hartfelder (Berlin, 1999), p. 123. 41 Jac Lemmens, Archiefselectie in de Franse tijd. Het 'bureau du triage des titres et papiers' in het departement van de Neder maas 1798-1803. (Sittard, 2003) [Doctoraalscriptie archiefwetenschap aan de Universiteit van Amsterdam], pp. 7-11 en p. 29. Een soortgelijke motivatie - het verhinderen van de vernietigen van archieven uit het Ancien Regime - lijkt ook aan de basis van de archiefregelgeving in Duitse gebieden te liggen. Vgl. het voorbeeld dat Walter Nissen schetst met betrekking tot de voorgenomen vernietiging van archiefstukken van het in 1806 'herrenlos gewordenen Archiv Walter Nissen 'Zur Geschichte der Reichsarchividee im 19. Jahrhundert', in: Archivar und Historiker. Studiën zur Archiv- und Geschichtswissensschaft. Zum 65. Geburtstag von Heinrich Otto Meisner. (Berlin, 1956), pp. 162-175. 42 Lemmens, Archiefselectie in de Franse tijd, p.ll. 43 Waarbij de zeven gewesten het onveranderde voortbestaan van de staatsinstellingen en het erfstadhouder schap bevestigden aan Stadhouder Willem V. 44 Zie J. Smit, 'Het verdwijnen van archiefstukken', in Nederlands Archievenblad 31 (1923-1924), pp. 5-9. 45 De verschillen zijn blijkbaar groot genoeg om bij een recent Amerikaans initiatief tot herziening van het archivistische begrippenkader, er welbewust voor te kiezen deze primair op de archivistiek in de Verenigde Staten en Canada te baseren, en maar incidenteel termen en definities uit andere Engels sprekende gemeenschappen te incorporeren. Vgl. Richard Pearce-Moses, 'The Language of Archives: Essence and Identity' Voordracht gehouden tijdens het NHPRC-Archival Research Fellowship Symposium op 13 juni 2003 en Richard Pearce-Moses, A Glossary of Archival and Records Terminology (Chicago, 2004) Exposure draft 26 June 2004, p. 13.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Jaarboeken Stichting Archiefpublicaties | 2004 | | pagina 33