rationele, controleerbare maatstaven te volgen. Zijn werkwijze en ervaringen
diende de archivaris voortaan te documenteren; dat verschaft inzicht in de
motieven voor bewaring. Bij de beoordeling van te verwerven archieven zou de
archivaris zich moeten laten leiden door de ouderdom van het archief, door de
inhoud en door de plaats van de archiefvormer in het totale bouwwerk van de
overheid. Provenienz moet de basis zijn, zo vatte Meinert het werk van de
Pruisische commissie samen.
Menne-Haritz merkt op dat in de discussie eind jaren dertig twee stijlen van
waarderen zijn te onderkennen, destijds overigens niet als zodanig geïdentifi
ceerd: 'Inhaltsorientierte Ansatzen, die Geschichte belegen soil ten, standen
neben provenienzorientierten Ansatzen, die von der Tatigkeit der Behörden her
dachten.'35 De onderscheiding typeert, enerzijds, een inhoudelijke selectie
gericht op de informatiewaarde voor historisch onderzoek en, anderzijds, een
structureel-functionele selectie gericht op de institutioneel-historische waarde
van archief die kan zichtbaar maken wat zich heeft afgespeeld.
De vraag naar de aard van deze tweedeling zou in Duitsland pas ver na 1945 aan
de orde komen.36 Daarin speelde lange tijd een afkeer mee tegen al wat met
Pruisen van doen had: op de provenienzorientierte benadering berustte een taboe
vanwege de kritiekloze ondersteuning van het regime door de oudere generatie
archivarissen en vanwege een afkeer van de bureaucratie. Provenienz had een
beladen klank en werd gezien als een relikt uit de negentiende eeuw. De archiva
ris in West-Duitsland (BRD) was in de jaren vijftig en zestig afwachtend, geblok
keerd door het verleden en op zoek naar identiteit, meent Menne-Haritz.
Archivarissen in de BRD hebben daardoor in die jaren een kans laten liggen
om openbaarheid van overheidshandelen voorop te stellen als belang van
archivering. Daarin zou een fundamentele tegenstelling met Oost-Duitsland
(DDR) - waar openbaarheid niet te rijmen viel met het dictatoriale bestuur -
naar voren zijn getreden.37
In 1957 stond het onderwerp Bewertung dus opnieuw centraal op het jaarcongres
(Koblenz). Door Rohr en Santé werd voorgesteld om te selecteren naar het
belang van de taken (afgemeten aan de hiërarchische positie van de archiefvor
mer) in plaats van te selecteren op het niveau van archiefstukken.38 Het radikale
denkbeeld was duidelijk ingegeven door een gevoel van machteloosheid tegen-
over de overstelpende hoeveelheid archiefbescheiden en het leek een aantrekke
lijk idee: volledige archieven van mindere orde (lager in de hiërarchie) te vernieti
gen. Men had nu eenmaal te aanvaarden dat de wereld razendsnel veranderde:
papieren neerslag in een tijd van reproduceerbaarheid was een massaproduct
geworden en voor de administratie slechts zeer kort van nut. Wat
tegelijkertijd begon door te dringen, was dat selectie voor vernietiging een keer
zijde heeft die eveneens te benoemen is. Het moest toch mogelijk zijn om aan te
geven wat van waarde is om permanent te bewaren? Met een benadering die
positief selecteert, wijst de archivaris de archiefvormers aan wier archieven voor
overdracht en bewaring in aanmerking komen. Deze omslag in waarderen van
negatief waardeloosnaar positief van waarde), later betiteld als Copernicaanse
wending, is vooral toegeschreven aan de bijdrage van Meinert in Koblenz.39
De inhoudelijke discussie over waarden - de uitwerking van een waardentheorie
en richtlijnen voor een positieve selectie - nam daarna in de DDR een hoge
vlucht, onder meer met een Rahmendokumentationsprofil der staatlichen Archive
der DDRfür den Zeitraum 1945 bis 1981 en een Katalog der
Registraturbildnerkategorien.40 In de BRD vond de discussie geen weerklank en
tientallen jaren is er geen beweging te bespeuren in de opvattingen over selectie.
De inhoudelijke maatstaven zijn niet nagevolgd of niet uitvoerbaar gebleken, de
formele maatstaven daarentegen wèl: in de praktijk ligt het accent op selectie
gericht op de institutioneel-historische waarde van archief.41
Na jarenlange windstilte is de belangstelling voor zowel de theorie als de praktijk
van waarderen en selectie sinds begin jaren negentig weer toegenomen.42 De
vertaling van werk van Schellenberg heeft daar zeker aan bijgedragen.43
De nieuwe wereld: Schellenberg 1956
In de Verenigde Staten, meer vertrouwd met relatief jong (modern) archief dan
met oud archief, begonnen de National Archives vrij snel na de oprichting in
1934 met de aanpak van het probleem van de overvloed aan papieren archief
vanuit een pragmatische invalshoek. Niet de gigantische omvang zonder meer
(bulk) was aanleiding, als wel de knellende verhouding tussen beschikbare mid
delen en de bewaarde archieven.44 Een pragmatische aanpak hield in dat de
archivaris zich actief ging mengen in de waardering en selectie van archieven.
WAARDERINGSTHEORIE EN ONTWIKKELING VAN WAARDERINGSMETHODEN EN -STRATEGIEËN
35 Menne-Haritz, 'Das Provenienzprinzip', p. 233.
36 Menne-Haritz, 'Das Provenienzprinzip', p. 229 wijst op Duitse invloeden op de richtlijnen van National
Archives in de V.S., onder andere via de Duitse archivaris Ernst Posner, in 1939 naar de V.S. geëmigreerd.
37 Menne-Haritz, 'Das Provenienzprinzip', pp. 233-235.
38 Menne-Haritz, 'Appraisal or Selection', p. 105.
39 Uhl',Der Wandel', p. 533.
40 Uhl, 'Der Wandel', pp. 532-533. Een voorzet voor een waardentheorie werd in Koblenz gegeven door een
bijdrage van Zimmermann die de inhoud van het archiefstuk, de informatiewaarde voor toekomstig
onderzoek, voorop stelde. De discussie over waarden tussen vakbroeders in BRD en DDR, aangewakkerd
door Hans Booms (1972), staat in het teken van de ideologische tegenstellingen tussen kapitalisme en
socialisme. Het socialistische archiefwezen beweerde met selectie geschoeid op marxistisch-leninistische
leest, de kapitalitische landen ver vooruit te zijn. Zie Hans Booms, 'Überlieferungsbildung. Archivierung
als eine soziale uns politische Tatigkeit', in F. Beck, W. Hempel, E. Henning (Hrsg.) Archivistia docet.
Beitrage zur Archivwissenschaft und ihres interdisziplinaren Umfeld. (Potsdam, 1999), pp. 77-89.
Cf. Kolsrud 'The evolution', pp. 32-34.
41 Uhl, 'Der Wandel', p. 535.
42 Andrea Wettmann (Hrsg.), Bilanz und Perspektiven archivistischer Bewertung. Beitrage eines
Archivwissenschaftlichen Kolloquiums (Marburg, 1994); Robert Kretzschmar, 'Die neue archivische
42
AGNES E.M. JONKER DE KUNST VAN HET WEGLATEN
Bewertungsdiskussion und ihre Fussnoten. Zur Standortbestimmung einer fast zehnjahrigen Kontroverse',
Archivalische Zeitschrift 1999, pp.7-40; Peter K. Weber, 'Dokumentationsziele lokaler Überlieferungs
bildung', Der Archivar 54 (2001), pp.206-212. Matthias Buchholz, Überlieferungsbildung bei massenhaft
gleichförmichen Einzelfallakten im Spannungsverhaltnis von Bewertungsdiskussion, Reprasentativitat und
Nutzungsperspektive (Köln, 2001). Robert Kretzschmar, Methoden und Ergebnisse archivübergreiffender
Bewertung (VdA,Tübingen, 2002). Geheel gewijd aan het thema Bewertung is een discussielijst op internet
(www.forum-bewertung.de)
43 T.S. Schellenberg, Die Bewertung modernen Verwaltungsschriftguts, übersetzt und herausgegeben von Angelika
Menne-Haritz (Marburg, 1990).
44 Frank Boles and Julia Marks Young, Archival Appraisal (New York, 1991), p. 4. De groei van records in de
twintigste eeuw is duizelingwekkend. Ham noemt de volgende cijfers voor de federale overheid in de V.S.:
'From the Declaration of Independence's proclamation in 1776 until 1912, the federal government created
four million feet of records. In 1991, it created that amount every four months.' (1993), p. 3. Een schat
ting van de gevolgen: At ratios of 1 person year to 10,000 cubic feet of records appraised, it would require
450,000 man years to review the 4.5 billion feet of paper records created annually in the United States, to
say nothing of the machine readable data, images, sound recordings, video tape and other media.' David
Bearman, 'Archival Methods', Archives and Museum Informatics, Archives and Museum Informatics
Technical Report #9 (Pittsburgh, 1989) hfdst. 1.
Zie http://www.archimuse.com/publishing/archival_methods.
43