geheel uiteenlopende beslissingen.9 Zijn visie gaf Graswinckel prijs bij de instal
latie van een commissie binnen de VAN die zich zou gaan buigen over het vraag
stuk van regels en lijsten voor vernietiging ten behoeve van rijks-, provinciale,
gemeente- en waterschapsarchieven. Met vooruitziende blik beval Graswinckel
bij die gelegenheid aan om in de toekomst naast lijsten van vernietigbare stukken
ook lijsten op te maken van stukken welke bewaard moeten worden. 'Immers, het
is voor den tot beoordelen geroepen archivaris dikwijls heel lastig te bepalen, wat
weg kan, als hij niet eerst weet, wat er bewaard wordt'.10
Onbelangrijke stukken
Diverse buitenlandse lijsten van stukken die altijd en overal in aanmerking
komen om te worden vernietigd, krijgen rond 1970 extra aandacht van
Nederlandse archivarissen. In de omschrijving van Algemeen Rijksarchivaris
Ribberink lijken mij die lijsten eerder raadselachtig dan praktisch: 'die stukken
(dienen) vernietigd te worden, die onbelangrijker zijn dan de stukken van meer
belang en de stukken, die belangrijker zijn dan de stukken van minder
belang, (moeten) bewaard blijven'.11 Ribberink opende in 1970 te Woudschoten
de studiedagen van de Vereniging van Archivarissen, die in dat jaar voor de
tiende maal werden gehouden. De studiedagen waren geheel gewijd aan acquisitie
en vernietiging,12
Het was de eerste keer dat dit probleem op een bijeenkomst van de Nederlandse
beroepsvereniging voor archiefambtenaren in het middelpunt kwam te staan.
Enkele internationale bijeenkomsten over het onderwerp vernietiging waren de
VAN voorgegaan.13 Aanleiding voor de VAN studiedagen in 1970 was de
Archiefwet 1962, in werking getreden op 1 mei 1968, die onder meer een
'dwingende opdracht'14 voor samenwerking tussen archiefbewaarplaats
en registratuur naar voren had gebracht door de bepaling archiefbescheiden na
vijftig jaar over te brengen. Voortaan werd de archivaris betrokken bij het
vaststellen van vernietigingslij sten en vormde het driehoeksoverleg de basis voor
de legitimiteit van ieder vernietigingsvoorstel.15 Het Besluit plaatste de zorg
voor de nog niet overgedragen archieven in het blikveld van de archivaris.
Bewaren en toegankelijk houden, de kerntaken van de archivaris, staan beide direct
in relatie tot het thema acquisitie en vernietiging, betoogde Ribberink in zijn
openingsrede. Vernietiging is zowel voorwaarde voor het toegankelijk houden als
onderdeel van de taak te behouden wat blijvend bewaard dient te blijven. Niet-
vernietigen of het voorlopig uitstellen van een besluit tot vernietiging - onder het
mom 'we bekijken het later nog wel eens' - leiden gegarandeerd tot een verstopt
pakhuis. De Nederlandse archivaris van die jaren zag zich - op grond van het
Archiefbesluit 1968 - gesteld voor een nieuwe opgave, die tot bezinning noopte:
het opstellen van algemene richtlijnen voor vernietiging.16 Op vernietiging van
overheidsarchieven werd herhaaldelijk met klem aangedrongen vanwege het
nijpend tekort aan ruimte dat was ontstaan door de toenemende stroom van
archiefbescheiden. De inspiratie voor de nieuwe richtlijnen kwam, volgens
Ribberink, van enkele buitenlandse collega's: Rohr, Santé en Jenkinson.17
In Duitsland steunden de overwegingen tot vernietigen op een leidraad die terug
gaat tot ca 1900. Selectie voor vernietiging werd allereerst beschouwd als een
probleem van de archiefvormer en het vraagstuk van overbrenging per adminis
tratie beoordeeld. De taak van het overheidsorgaan, de relatie van de overheids
organen tot elkaar en het blijvend belang van de stukken vormden samen het
uitgangspunt voor de beoordeling welke archieven in aanmerking komen voor
overbrengen naar een archiefbewaarplaats. De Nederlandse archivarissen namen
dit uitgangspunt over en nuanceerden het blijvend belang naar drie klanten
kringen: de administratie, de recht- en bewijszoekenden en de wetenschap.
De Engelse archivaris Sir Hilary Jenkinson - 'brilliant' in de ogen van Ribberink
- huldigde de opvatting dat selectie voor vernietiging primair een taak is van de
administratie zelf. Als géén ander beschikken de functionarissen die het materi
aal hebben geproduceerd over het inzicht in de waarde van het materiaal, als
géén ander overziet de registrator die het archief beheert, de betekenis van het
deel in het geheel van de administratie. De archivaris is onafhankelijk en
onpartijdig, zo meende Jenkinson. 'De archivaris, bemiddelaar tussen heden en
verleden, staat buiten de tijd en buiten de administratie.'18
Onkreukbaar en onpartijdig
Voor archivarissen van de generatie van Muller, Feith en Fruin was het min of
meer vanzelfsprekend om archief te zien als oud.19 Het is een kenmerk van
archief, vindt ook Sir Hilary Jenkinson, maar toch is ouderdom niet doorslag
gevend. 'Archives are documents which formed part of an official transaction
and were preserved for official reference.'20 Belangrijk in het bestaan van archief
bescheiden is het moment waarop zij, nadat hun functie voor lopende zaken is
uitgediend, apart worden geplaatst voor permanente bewaring.21
In zijn land is Jenkinson getuige geweest van de enorme groei van archieven,
vooral in de oorlogsjaren 1914 -1918: 'the question of the bulk of present day
WAARDERINGSTHEORIE EN ONTWIKKELING VAN WAARDERINGSMETHODEN EN -STRATEGIEËN
9 Graswinckel'Vernietiging', p. 32.
10 Graswinckel, 'Vernietiging', p. 25.
11 A.E.M. Ribberink, 'De kern van de zaak', Nederlands Archievenblad 74, p. 339.
12 'Studiedagen over vernietiging en akwisitie, 15 en 16 oktober 1970', Nederlands Archievenblad 74 extra
aflevering.
13 Table Ronde in Namen (1955) en het ICA wereldcongres in Florence (1956). Ribberink, 'De kern' p. 339.
14 Ribberink, 'De kern', p. 339.
15 Sinds 1950 verplichtte art. 21 van het Koninklijk Besluit Stb. K 425 (Besluit post- en archiefzaken rijks
administratie) het hoofd van elk departement tot het opstellen van lijsten van voor vernietiging vatbare
stukken en de hoofden post- en archiefzaken tot regelmatige vernietiging. Voordien gold vanaf 1873 tot
Archiefwet 1918 een beschikking van de Minister van Binnenlandse Zaken van 12 oktober, Litt. T le afd
G.S. dat met VVV gemerkte bescheiden na vijf jaar dienden te worden vernietigd onder toezicht van de
secretaris-generaal. Nederlands Archievenblad 74 extra aflevering, p. 377.
16 Art. 3 lid 1 van het Archiefbesluit 1968 voerde tot het Besluit algemene richtlijnen vaststelling vernieti-
gingslijsten archiefbescheiden, van 19 mei 1972 no 7 Stcrt. 109. Uiteraard was het de minister die aan
38
AGNES E.M. JONKER DE KUNST VAN HET WEGLATEN
de nieuwe wettelijke eis moest voldoen; deze speelde de opdracht echter door aan de archivarissen.
Ribberink, 'De kern', p. 339.
17 Voordrachten van Rohr (Bundesarchiv Koblenz) en Santé (directeur van het Staatsarchiv te Wiesbaden)
tijdens de 35e Duitse Archiefdag in Koblenz, september 1957. Ribberink, 'De kern', p. 340. Hans Booms
noemde later de denkbeelden van zijn oudere collega's het Sante-Rohr-Modell, Archivalische Zeitschrift 68
(1972), p. 21. Door de jaren heen vertoonde de aanpak in Nederland overigens minder de sporen van de
denkwijzen van Jenkinson, Santé en Rohr dan Ribbelink in 1970 deed voorkomen.
18 Ribberink, 'De kern', p. 340. Carel Bloemen, in een uiteenzetting over 'Het historisch motief als criterium
voor de vernietiging van archivalia', dacht daar anders over: 'Het is voor den archivaris evenmin als voor
den historicus mogelijk om een standpunt te vinden buiten tijd en ruimte.' Nederlands Archievenblad 51
(1946/1947), p. 119.
19 In par. 20 van de Handleiding trekken de auteurs een vergelijking tussen het werk van een archivaris en
dat van een palaeontoloog.
20 Hilary Jenkinson, A manual of archive administration, (London 1922. Herziene uitgave 1937), p. 4.
21 Jenkinson, Manual, p. 9.
39