beperkte openbaarheid, openbaar te worden. Niet alle stukken die openbaar zijn, zijn ook in archiefwettelijke zin raadpleeg baar. De eerstverantwoordelijken dienen dus een keuze te maken, vaak op ad-hoc basis en afhankelijk van de situatie waarin stukken voor raadpleging in aanmerking komen, of de stukken in kwestie wel of niet raadpleegbaar zijn. Ook hier is weer een keuzemoment zichtbaar waarbij als criterium voor al dan niet raadpleegbaarheid de materiele staat of financieel-economische waarde van een stuk bepalend is. In de archiefwet 1995 heet dat 'als de aard van het stuk zich tegen raadpleging verzet'. Sommige stukken die zich in het archiveringsysteem van de archiefdienst bevin den worden wel, en sommige worden niet geraadpleegd. Archivistisch is ook dit keuzemoment van belang omdat de beslissing van een individu om een stuk te raadplegen nauw samengaat met een hele trits van factoren, van de toegankelijk heid van de archieven tot de toegangen op de archiefstukken.32 Daarnaast spelen voorkeuren van een individu een rol om een stuk al dan niet te willen raadplegen. Is een individu in staat om van de feiten en dus de gegevens, die hem/haar onder ogen komen (lees: de vorm of inhoud van het archiefstuk), deze waar te nemen daar een betekenis aan toe te kennen, dan vindt wederom een keuze plaats. Daarmee zijn we net als bij voor de overgang van fase 4 naar fase 5, aangeland bij fase 1 de waarneming. Nawoord Veel van de momenten van waardering, selectie en verwijdering lopen parallel. Bovendien deels cyclisch, soms cirkelvormig dan weer spiraalvormig. Tijdens het schrijven van dit stuk heb ik naar hartelust gewaardeerd en geselecteerd, en wel binnen mijn persoonlijke domein. Mijn waarnemingen zijn niet alleen gebaseerd op dat wat ik kan waarnemen, ook op dat wat ik wil waarnemen. Dat wat ik niet ken, en dat is veel, onttrekt zich dientengevolge aan mijn waarneming. Dit over zicht schetst dus alleen maar een beeld van mijn waarneming, vervat in mijn statement, in mijn formulering. Mijn archief, om met de Franse filosoof Michel Foucault te spreken. Ik laat met dit overzicht zien dat waardering, selectie en verwijdering niet één lineair proces is dat op maar enkele aanwijsbare momenten binnen de levens cyclus van een document (respectievelijk binnen het records continuumplaats vindt. Ik wil de lezer laten ontdekken dat de archiefstukken die voor uiteindelijke raadpleging over blijven, maar een fractie zijn van dat wat allemaal (niet) is vastgelegd. Aan de vraag of het überhaupt haalbaar en/of wenselijk is om over een 'compleet' archief te beschikken, ga ik voorbij. Binnen het kader van waar dering en selectie leidt mijn uiteenzetting in ieder geval tot de gedachte dat omwille van de democratie, maar ook omwille van de interpretatie van archieven achteraf, de transparantie en verantwoording ten aanzien van de vele momenten van selectie wellicht beter kunnen worden vormgegeven. De hiervoor noodzakelijk geachte 'systematische opsomming van categorieën archiefbescheiden'33 in de selectielijst is momenteel gebaseerd op bijvoorbeeld de in kaart gebrachte 'inhoudelijke gelijksoortigheid van de archiefstukken' of 'taken en handelingen' of 'informatiestromen'34, in plaats van ten minste de 'taken en handelingen' én de 'informatiestromen'. De genoemde relatie met de bestuurlijke informatievoorziening waarbij proces sen tot in detail (behoren te) zijn beschreven, is mijns inziens onontbeerlijk. Niet alleen de archivaris (in de brede betekenis van het woord) moet zich (her)oriënteren. Ook organisatorisch-bestuurlijk moet duidelijk worden dat de administratieve organisatie (hier als synoniem voor bestuurlijke informatievoor ziening) en archiefbeheer dichter bij elkaar (horen te) staan dan nu het geval is. Hetzelfde pleidooi houd ik ook voor aspecten van informatiebeveiliging. Het behoort om deze redenen mijns inziens tot de eerste archivistische taak binnen het levenscyclus model, maar niet minder binnen het records continuum, om te inventariseren welke documenten (zouden moeten) worden gecreëerd of ontvangen binnen een proces. Het bepalen van de duur van bewaring van deze documenten sluit hier vanzelfsprekend op aan. De archiefwaardigheid35 is immers inherent aan het feit dat ze de neerslag is van een proces, handeling, taak of werkzaamheid. Waarderen en selecteren van archiefstukken is één van de moeilijkste en belang rijkste taken van de archivaris, dat is althans de gangbare opvatting. Wil de archivaris zich verder kunnen bekwamen op dit gebied, dan zal meer aandacht moeten worden geschonken dan nu het geval is aan de inventarisatie en analyse van de processen, handelingen, taken en werkzaamheden die archiefstukken genereren.36 Dit kan worden bekrachtigd met een statement van Hugh Taylor: 'it is thus a model focussing first on the functions causing a records to be created and on the structures affecting that creating rather than on the records itself37. NIEUWE INSTRUMENTEN EN INZICHTEN 32 Zie Theo Thomassen, Bert Looper, Jaap Kloosterman (red.), Toegang: ontwikkelingen in de ontsluiting van archieven. Jaarboek 2001 van de Stichting Archiefpublikaties ('s-Gravenhage, 2001) en Theo Thomassen (red.), Archiefgebruikers. Consumenten van het verleden. Jaarboek 2002/2003 van de Stichting Archiefpublicaties ('s-Gravenhage, 2004). 220 HANS WAALWIJK MOMENTEN VAN WAARDERING, SELECTIE EN VERWIJDERING 33 Artikel 5 onderdeel c, Archiefbesluit 1995. 34 Nota van toelichting bij het Archiefbesluit 1995, toelichting bij artikel 5. 35 Vgl het Engelstalige begrip recordness. Horsman relateert dit begrip aan 'procesgebondenheid' en stelt dat het begrip niet mag worden verward met archival value. Het begrip 'archiefwaardigheid' mag echter ook niet worden verward met het Duitstalige begrip Archivwürdigkeit. Vgl. Peter Horsman, 'Engelstalige archief termen in het Nederlands verklaard', in: P.J. Horsman, F.C.J. Ketelaar, T.H.P.M. Thomassen (red.), Naar een nieuwe paradigma in de archivistiek. Jaarboek 1999 van de Stichting Archiefpublicaties ('s-Gravenhage, 1999), p. 240. 36 Vergelijk opmerkingen van gelijke strekking bij Terry Cook. 'Mind over Matter', (p. 12). Cook baseert zich hierbij onder andere op David Klaassen, Gerald Ham (noot 33, (p. 23), Tom Nesmith, Barbara Craig, Hugh Taylor, Richard Cox en Helen Samuels (noot 35, (p. 24). 37 Geciteerd in Cook, 'Mind over Matter', (p. 35). 221

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Jaarboeken Stichting Archiefpublicaties | 2004 | | pagina 112