Verder was het de bedoeling dat alle e-mails die via info@nationaalarchief.nl waren binnengekomen in de periode 1-28 maart 2003 onderwerp van onderzoek zouden zijn. Tijdens het uitvoeren van het onderzoek bleek echter, dat relatief weinig verzoeken met betrekking tot dienstverlening (reserveren van stukken en reproductie-opdrachten) via de website binnen kwamen. Ik had over het hoofd gezien dat er vanaf de website ook rechtstreeks via voorgeprogrammeerde bestel formulieren reserveringen konden worden gemaakt of reproducties konden worden besteld. Mijn pogingen om te achterhalen hoeveel van deze bestel formulieren in de periode 1-28 maart bij het Nationaal Archief waren binnenge komen, liepen op niets uit. Het bleek dat deze formulieren na afhandeling van de verzoeken vernietigd worden. Er waren geen periodieke overzichten van het aantal binnengekomen bestelformulieren beschikbaar. Dit betekent voor de resultaten van het onderzoek dat de vraagcategorie service request onderbelicht is en dat bij het overzicht van de percentages per vraagcategorie de opmerking moet worden geplaatst, dat door gebrek aan informatie over het aantal reserveringen en reproductieopdrachten er geen zekerheid kan worden gegeven over het relatie ve aandeel van de vraagcategorie service request en dus ook niet over het relatieve aandeel van de andere categorieën. In totaal werden er in de genoemde periode 111 e-mails via info@nationaal- archief.nl ontvangen. Daarvan heb ik er 7 niet gebruikt omdat er geen sprake was van een vraagstelling, maar van een mededeling (3x), omdat er onzin werd vermeld (lx) of omdat het een werkgerelateerde vraag was die bij Inlichtingen binnenkwam en eigenlijk aan een medewerker had moeten worden gestuurd. In 12 e-mails werden 2 vragen gesteld. Hierdoor komt het totaal aantal bestudeerde vragen op 116. Methodische kanttekeningen Naast de genoemde situationele factoren zijn er ook methodische kanttekenin gen te plaatsen bij het onderzoek van Duff en Johnson. Ze onderscheiden bij voorbeeld acht typen vragen, maar geven in hun artikel niet altijd duidelijk aan welke criteria zij daarvoor hanteren. In de praktijk van mijn onderzoek bleek het soms moeilijk te bepalen wat voor type vraag de vraagsteller stelt. Ter illustratie hiervan kan de volgende vraag dienen: "Ik ben op zoek naar dienstreglementen van de Nederlandse Spoorwegen, reisschema's, ov. correspondentie m.b.t. inzet extra treinen gedurende de jaren X-X, inzake traject Y, welke op de tweede Pinksterdagen van kracht waren, kunt u mij informeren of u deze gegevens bezit?" Afhankelijk van waar het accent gelegd wordt, kan deze vraag worden ingedeeld in de known item categorie (de dienstreglementen van de tweede Pinksterdagen van de jaren X-X, traject Y) of in de specific form categorie (dienst reglementen, reisschema's, correspondentie). Ik heb de vragen een paar maal doorgenomen. Bij de tweede keer beoordeelde ik een aantal vragen anders en deelde ik ze in een andere categorie in. Tijdens de derde ronde was dit minder het geval, maar bij een paar vragen bleef ik twijfels houden. Af en toe had ik de neiging om criteria zo op te rekken dat een vraag uit eindelijk wel in een categorie kon worden ingedeeld. Met een collega heb ik een paar vragen doorgenomen en uit de discussie die daaruit volgde werd nog eens bevestigd dat het beoordelen van de vragen een bepaalde mate van subjectiviteit heeft die niet is uit te sluiten, hooguit te verminderen door vooraf nog duidelij ker de criteria te definiëren. Overigens geven ook de onderzoekers in hun artikel aan dat er bij het indelen af en toe gebruik werd gemaakt van het fingerspitzengefühl. Zo stellen zij: "The user education queries also raise many questions. Whether we categorized a query as a material finding or as a user education question was based to a large degree on our assumptions about what kind of questions an information retrieval system could answer" en "user education queries were determined sub jectively. From the tone of the question and the lack of a clearly defined request, it was decided that the user needed some general instruction about the types of records kept in the archives and how to find them".7 De zinsnede "and the lack of a clearly defined request" geeft aan dat de interpretatie van de vraag niet alleen afhangt van de onderzoeker/archivaris, maar ook van de manier van formuleren van de vraagsteller. Deze formulering kan gebrekkig zijn omdat de verzoeker niet precies of zelfs helemaal niet weet waar hij naar moet vragen. Een formulering van een vraag kan echter ook bepaald zijn door de taxatie van de vraagsteller welke vraag bij de archivaris het meeste succes zal hebben. Nadat Duff en Johnson eerst acht typen vragen hadden onderscheiden en het relatieve aandeel van de vraagcategorieën hadden bepaald, voegden zij achteraf de categorieën material finding, specific form en known item samen tot één categorie, resource discovery questions, omdat vragen uit deze categorieën een paar gemeenschappelijke kenmerken hebben: het zijn gesloten vragen waarbij de vraagstellers op zoek zijn naar de locatie van specifieke stukken. Samenvoegen van known item en specific form zou mijns inziens nog kunnen, aangezien bij known item de vraagsteller naar een concreet stuk vraagt en bij specific form naar een bepaald type document met een bepaalde redactionele vorm. Material finding vind ik echter in zijn aard een andere categorie: de vraagsteller wil weten of de archiefinstelling bronnen heeft over een bepaalde persoon, plaats, onderwerp of gebeurtenis, maar noemt daarbij niet een concreet document of een bepaald type document. De vraag is meer in de trant van: ik ben bezig met een onderzoek naar X, heeft uw archief daar informatie over? Overigens heb ik zelf ook deze categorieën samengevoegd tot één categorie resource discovery questions om een vergelijking met de resultaten uit het onderzoek van Duff en Johnson mogelijk te maken. Tijdens het onderzoek werd ik geconfronteerd met een ander methodisch probleem, dat met het eeerder genoemde probleem van de indeling van vragen in categorieën overeenkomsten heeft. Hoe moesten de verzameltermen worden gedefinieerd zonder dat er van overlapping met andere gebruikte termen sprake was? Ook hierbij bleek het cruciaal om vooraf duidelijke criteria te stellen. In hun artikel besteden Duff en Johnson daar geen aandacht aan. Een term als algemeen onderwerp wordt door hen gebruikt zonder aan te geven wat zij daar precies onder verstaan. Tijdens mijn onderzoek ervoer ik dit als een probleem. Wanneer gebruik je nu bijvoorbeeld de verzamelterm onderwerp en wanneer niet? In vrijwel iedere vraag kan iets als onderwerp worden gedefinieerd Om een statistische bewerking te kunnen maken moeten termen die door de vraagstellers worden gebruikt in zogenaamde verzameltermen worden samengevoegd, maar dit kan leiden tot termen die elkaar overlappen en tot simplificatie van de ONDERZOEKERS IN EEN DIGITALE ONDERZOEKSOMGEVING 184 SANDRA SACHER-FLAAT DE ONTSLUITING VAN ARCHIEVEN EN DE COMPETENTIE VAN DE GEBRUIKER 7 Duff en Johnson, 175-176. 185

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Jaarboeken Stichting Archiefpublicaties | 2002 | | pagina 94