Tabel 1. Uitkomsten mogelijke handeling
Mogelijke handeling is
niet verricht
verricht, maar heeft voor zover bekend geen archiefstukken nagelaten
(waar is gezocht?)
verricht, de nagelaten archiefstukken zijn vernietigd (nu: te vinden in BSD)
verricht, de nagelaten archiefstukken zijn bewaard (nu: te vinden in IT)
Op het moment kan de onderzoeker alleen de mogelijkheden 3. en 4. te weten
komen, en daarvoor moeten twee documenten geraadpleegd worden. Uiteraard
stelt de archivist die ook de informatie geeft die onder 1. en 2. gevraagd wordt,
zich kwetsbaar op.Het is dan gemakkelijker na te gaan waar gezocht is, en men
kan dus de archivist eerder het verwijt maken dat op een voor de hand liggende
plaats niet gezocht is. Die kwetsbare opstelling geeft echter de onderzoeker grote
voordelen, omdat ze duidelijk maakt waar al gezocht is, en waar andere bronnen
kunnen liggen. Anders geformuleerd: de klassieke inventaris ontsloot een corpus
archiefstukken. De archivist die de stapel archiefstukken van voor naar achter
doorgewerkt had, wist dat de inventaris het gehele archief dekte. Als elders nog
stukken waren die op dezelfde materie betrekking hadden, kon dat in het voor
woord gemeld worden, maar het was niet essentieel. De voorliggende IT lijkt er
impliciet van uit te gaan dat alle handelingen dossiers opleveren en dat die dos
siers allemaal gevonden worden, zodat ze of vernietigd zijn en derhalve met ver-
nietigingsbesluit te vinden in het BSD, of bewaard zijn en te vinden in de IT.
In werkelijkheid is de situatie met de IT als ontsluiting veel onzekerder: dossiers
kunnen ook over het hoofd gezien zijn of verloren geraakt, maar toch tot het
corpus behoren dat de IT ontsluit.
Een paar andere voorbeelden
Het zou kunnen zijn dat de onderzoeksvraag uit het voorbeeld zeer ongelukkig
gekozen is, en dat andere vragen een ander beeld geven. Daarom werd ter contro
le nog een viertal andere vragen op de IT losgelaten. In ieder van de gevallen werd
gekozen voor een vraag die op het terrein van deze IT ligt. Zoeken op actor heeft,
zo zagen we eerder, geen zin. In alle vier de gevallen komt het zoeken dus neer op
het zoeken naar de juiste handeling.
De voorbeeld-vraag is er een die rechtstreeks past in de PIVOT-systematiek. Wat
nu als de vraag iets anders gesteld wordt? Stel we nemen als vraag: Wat waren de
arbeidsomstandigheden in de baksteenindustrie?
Naar analogie met de toonkunstenaars kunnen we zoeken naar regelgeving voor
de steenbakkerijen. Dat betekent dat we alle (vergaarbak-)handelingen over
regelgeving zouden moeten doornemen. Waar we moeten zoeken is bij de hande
ling "Het voorbereiden en begeleiden van interne (wetenschappelijke) onderzoe
ken en van (wetenschappelijke) onderzoeken door externe onderzoeksinstituten
op het terrein van de arbeidsomstandigheden". Hoe de gebruiker op dat idee
gekomen kan zijn, anders dan door alle handelingen achter elkaar te lezen, is mij
onduidelijk.
De actor is de minister, die kennelijk naast zijn andere bezigheden in deze jaren
voldoende tijd had om 88 dossiers te vullen met documenten over het begeleiden
van onderzoeken. De 88 dossiers staan soms gerangschikt onder kopjes die me
teen duidelijk maken dat we daar de baksteen niet hoeven te zoeken ("ventilatie
bij het lassen", "polyester"), maar ook in verschillende rijen zonder zichtbare
systematiek. Gelukkig hoeven we ze niet alle 88 door te nemen, want op p.482
treffen we als eerste bij deze handeling dossier 4835, Arbeidsomstandigheden
in de baksteenindustrie.
Een andere vraag is: Aan welke bedrijfstakken werden in de jaren 1950 overwerk-
vergunningen verleend en waarom? Het betreft hier een handeling die gebaseerd
was op de Arbeidswet 1919. Aangezien de IT geen ingang heeft op de wettelijke
maatregelen waarop de handelingen gebaseerd zijn, neem ik het RIO ter hand.
Helaas regelde de Arbeidswet 1919 zoveel, dat er in het RIO 63 bladzijden hande
lingen aan gewijd zijn. Het RIO legt niet uit wat de volgorde daarbinnen is, maar
het lijkt dat hier de voor de hand liggende oplossing is gekozen: de volgorde van
de artikelen van de Arbeidswet en daarna de op de Arbeidswet gebaseerde beslui
ten als het Arbeidsbesluit, in volgorde van vaststelling. De Arbeidswet regelde dit
onder meer in art. 28. Met behulp van het RIO kan men, uitgaande van de hier
boven veronderstelde systematiek, vaststellen dat dit onder meer handeling
666 betreft, later omgenummerd tot 467 (hier dient het BSD als concordans).
Dit levert ook de informatie dat deze vergunningen vernietigd zijn.
Zoals hierboven geconstateerd werd, zou zonder dit speuren elders het ontbreken
in de IT ook kunnen betekenen
dat de onderzoekers deze handeling over het hoofd gezien hebben
dat de onderzoekers vastgesteld hebben dat de handeling niet verricht werd
dat de onderzoekers vastgesteld hebben dat met betrekking tot deze handeling
geen dossiers aangetroffen zijn.
Overigens weten we uit andere bronnen dat er veel overwerkvergunningen ver
leend werden (1956 was een piekjaar met 48.335 overwerkvergunningen) en
dat de Arbeidsinspectie in deze periode wel degelijk beleid rond de overwerkver
gunningen maakte.8 Daarvan is kennelijk niets meer te vinden; de IT zelf maakt
niet duidelijk wat er geweest is.
Een volgende vraag: Was het overheidstoezicht op de naleving van het BBA effectief?
Het Buitengewoon Besluit Arbeidsverhoudingen 1945 was van grote invloed op
de arbeidsverhoudingen. Het regelde ontslagen, een verplichte minimale werktijd
van 48 uur, en dat de lonen en andere arbeidsvoorwaarden in cao's door het
College van Rijksbemiddelaars moesten worden goedgekeurd. In feite nam een
semi-overheidsorgaan dus het voortouw bij het vaststellen van de belangrijkste
arbeidsvoorwaarden. Het college is echter niet een van de actoren. Voor zover ik
weet is het archief van het College verloren gegaan. Maar het is slecht denkbaar
dat de minister in de periode van geleide loonpolitiek (1945-1960) geen beleid
heeft voorbereid of zich niet zou hebben afgevraagd of een zo belangrijk beleids
instrument als BBA en College van Rijksbemiddelaars wel functioneerden.
Mogelijke handelingen lijken:
FUNCTIONELE ONTSLUITING
200
LEX HEERMA VAN VOSS 2B IT OR NOT 2B IT
8 Van Drongelen, Ontwikkeling arbeidsinspectie, 305.
201